Thema 5 blok 1 deel 2

Lesdoelen
aan het eind van de les weet je wat een drempelwaarde is t.a.v de voorzieningen in een stad of dorp.

aan het eind van de les kan je bij elke functie een voorziening noemen.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesdoelen
aan het eind van de les weet je wat een drempelwaarde is t.a.v de voorzieningen in een stad of dorp.

aan het eind van de les kan je bij elke functie een voorziening noemen.

Slide 1 - Slide

Stadscentrum
Dat is het oudste deel van de stad.
Je vindt daar niet dagelijkse voorzieningen. Bijvoorbeeld: schoenen of games. Je koopt dit namelijk niet dagelijks of wekelijks.

Slide 2 - Slide

Woonwijk, buurt of dorp.
Daar vind je vooral dagelijkse voorzieningen. Bijvoorbeeld een basisschool, bakker of supermarkt.

Vaak zitten deze bedrijven bij elkaar in een buurt/wijkwinkelcentrum.

Slide 3 - Slide

De drempelwaarde.
Is het aantal mensen dat mogelijk van deze voorzieningen gebruik maakt.
Hoe meer mensen gebruik maken van die voorzieningen hoe lager de drempelwaarde.
Bijvoorbeeld: lampenwinkel, je koopt misschien een keer in het jaar een lamp. De lampenwinkel heeft dus heel veel klanten nodig om winst te draaien =  Hoge drempelwaarde.

Slide 4 - Slide

Welke winkel heeft een hoge drempelwaarde?
A
Pianowinkel
B
bakker
C
kapper
D
dierenwinkel

Slide 5 - Quiz

Welke winkel heeft een lage drempelwaarde?
A
Pianowinkel
B
Muziekspeciaalzaak
C
lampenzaak
D
Bakker

Slide 6 - Quiz

Verkeer.
Verkeer: Het verplaatsen van mensen of goederen.
Denk aan een fiets of auto.

Openbaarvervoer: trein, tram of bus. Dit is voor iedereen toegankelijk.
Als je jezelf kan verplaatsen ben je Mobiel. Heb je geen auto of fiets dan ben je minder mobiel

Slide 7 - Slide

Bereikbaarheid
Je koopt bij een webshop nieuwe schoenen. Die schoenen komen van een distrubutiecentrum. Zo'n bedrijf moet een goede bereikbaarheid hebben. Denk aan goede wegen, bruggen, kanalen.
Deze wegen van transport noemen we infrastructuur. Bij een goede infrastructuur is het niet te druk en is de bereikbaarheid goed.

Slide 8 - Slide

goede infrastructuur
Infrastructuur (verbindingen)

Slide 9 - Slide

Overbelaste infrastructuur

Slide 10 - Slide

Stedelijk gebied.
Omdat steden groeien ( door nieuwe woonwijken, wegen en bedrijventerreinen) onstaat er een aaneengesloten gebied = stedelijk gebied.

Slide 11 - Slide