3TB Woordsoorten herhaling + oefentoets

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Planning

- Herhaling woordsoorten § 1 Cursus 5: Grammatica
- Songtekst opdracht
- Oefentoets maken 
- Afsluiting
vandaag

Slide 2 - Slide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  

Pak  je boek, schrift en pen. 
En log alvast in op deze LessonUP. 





timer
3:00

Slide 3 - Slide

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 4 - Slide

 Je kunt lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, voorzetsels en voegwoorden herkennen.
Lesdoel

Slide 5 - Slide

Wat weet jij al over
Vragend voornaamwoord
Dit is een woordweb.

Slide 6 - Mind map

Wat weet jij al over
aanwijzend voornaamwoord
Dit is een woordweb.

Slide 7 - Mind map

Vragend voornaamwoord
Vragende voornaamwoorden staan meestal aan het begin van een vraag. 

Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk(e), wat voor (een)



Slide 8 - Slide

Vragende voornaamwoorden verwijzen altijd naar iets of iemand. Andere woorden aan het begin van een vragende zin zijn dus GEEN vragende voornaamwoorden.


HOE en WAAROM zijn geen vragende voornaamwoorden!

Slide 9 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
het aanwijzend voornaamwoord

dichtbij(hier)
ver weg(daar)
de-woord
deze
die 
het-woord
dit
dat
meervoud
deze
die

Slide 10 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. 
De aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat

Voorbeeld:
Kijk, zie je dat broodje? 

Afkorting aanwijzend voornaamwoord = av

Slide 11 - Slide

oefenen met woordsoorten
Ik kan werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels en voegwoorden herkennen. 1F

 
Ik kan persoonlijk, bezittelijk, aanwijzend en vragend voornaamwoorden herkennen. 2F


Slide 12 - Slide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 13 - Quiz

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 14 - Open question


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel

Slide 15 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 16 - Open question

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 17 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

De vragende voornaamwoorden zijn...
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN vragend voornaamwoord?
A
wat
B
welke
C
waarom
D
wie

Slide 21 - Quiz


Een aanwijzend voornaamwoord ...
A
... vraagt naar iets of iemand.
B
... is vaag en verwijst naar iets of iemand maar je weet het niet precies.
C
... wijst iets of iemand aan.
D
... bestaat helemaal niet.

Slide 22 - Quiz

Aanwijzend voornaamwoord:
A
die
B
welke
C
naar
D
wie

Slide 23 - Quiz

Jayh - Mooie dag 
Vul de ontbrekende woorden in en geef aan welk woordsoort erbij hoort.
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Zelfstandig werken
Wat:
Links: maak oefentoets C
Rechts: maak oefentoets D 
Hoe:
In je  schrift
Hulp:
De 4 B's (poster whiteboard) 
Tijd:
15 minuten
Klaar:
Kiezen uit:
- Lezen uit je leesboek.
- Oefenen in de online trainer met Cursus 5 Grammatica
ZELFSTANDIG WERKEN
timer
15:00

Slide 26 - Slide