Les 8: delend lidwoord + woorden van hoeveelheid (iets kopen! )

Vul het goede lidwoord in:
Il faut encore acheter ....... limonade (v)!
A
la
B
de la
C
du
D
des
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vul het goede lidwoord in:
Il faut encore acheter ....... limonade (v)!
A
la
B
de la
C
du
D
des

Slide 1 - Quiz

Vul het goede lidwoord in:
J'ai ....... billes dans ma poche.
(Ik heb knikkers in mijn zak.)
A
des
B
les
C
du
D
des

Slide 2 - Quiz

Vul het goede lidwoord in:
Tu veux ....... fromage (m)?
(Wil je kaas?)
A
des
B
les
C
du
D
le

Slide 3 - Quiz

Vul het goede lidwoord in:
Qui sont Milou et Bruno?
--> Ce sont ....... chiens de mon frère.
A
des
B
les
C
du
D
le

Slide 4 - Quiz

Uitleg bij de laatste vraag: 
du - de la - de l' - des
Dit zijn de delende lidwoorden, die heb je alleen nodig als er in het Nederlands geen lidwoord staat. 

Dat zijn de honden van mijn broer. (Daar staat wél een lidwoord!)
Ce sont les chiens de mon frère. 

Slide 5 - Slide

Aujourd'hui: 
Les buts de ce cours: 
- Je weet hoe je in het Frans iets moet kopen / bestellen in de winkel
- Je weet welke lidwoorden / woorden van hoeveelheid je daarbij kunt/moet gebruiken 


Slide 6 - Slide

Aujourd'hui: 
- Question: hoe zat het ook alweer met du / de la / de l' / des ?
- Woorden van hoeveelheid: hoe zit dat, wat zijn dat

- Een gesprekje tussen verkoper en koper

Slide 7 - Slide

Woorden van hoeveelheid 
(Mots de quantité)
le café
du café 
une tasse de café 

la limonade 
de la limonade
une litre de limonade 
l'eau
de l'eau
une bouteille d'eau

les cornichons 
des cornichons
vingt cornichons 
Combien de cornichons?

Slide 8 - Slide

Schrijf in je eigen woorden op:
- wat zijn woorden van hoeveelheid?
- wat gebeurt er met het lidwoord bij woorden van hoeveelheid in het Frans?

Slide 9 - Open question

De regel:
Na een woord van hoeveelheid zoals bijvoorbeeld:
beaucoup, peu, pas (geen), un kilo, un litre, 50 grammes, etc. 
verandert het delend lidwoord in het Frans in de of d' als het woord erna begint met een klinker of een h. 

Leer jezelf aan: beaucoup de, pas de, un kilo de etc. 




Slide 10 - Slide

Zet op de goede plek: 



1. ................... bananes
2. un kilo ......................... pommes
3. combien ........................ fruits?
4. ..................... farine
5. ....................... beurre
6. un verre ......................... eau 
du
de la
de l'
des
de
d'
de

Slide 11 - Drag question

Livre de textes: page cent trois

Slide 12 - Slide

Bonjour, madame.
Vous désirez?

Combien de choux de Bruxelles?

Et avec ça?
C'est tout?
Il n'y a pas d'haricots verts.
Ça fait 6 euros.
Et voilà 4 euros.
Au revoir, madame! 
Bonjour, monsieur.
Des choux de Bruxelles, s'il-vous-plaît.
500 grammes (de choux de Bruxelles).
Deux broccolis. 
Des haricots verts. 
Alors, ça sera tout. C'est combien?
Voilà 10 (euros). 
Merci, monsieur. Au revoir!

Slide 13 - Slide

Bonjour, madame.
Vous désirez?
Combien de poulet?
Et avec ça?
C'est tout?
Il n'y a pas de sauce.

Ça fait 12 euros 50.
Et voilà 7 euros 50
Au revoir, madame! 
Bonjour, monsieur.
Du poulet, s'il-vous-plaît.
Deux filets de poulet.
Trois saucisses.
De la sauce Worcester.
Alors, ça sera tout. C'est combien?
Voilà 20 (euros). 
Merci, monsieur. Au revoir!

Slide 14 - Slide

Bonjour, madame.
Vous désirez?

Combien de/d' ...................(2).................?
Et avec ça?
C'est tout?
Il n'y a pas de/d' ............(6)................
Ça fait ................(7)...............
Et voilà .............(9).....................
Au revoir, madame! 
Bonjour, monsieur.
.....................(1)......................., s'il-vous-plaît.
....................(3)...........................
......................(4).......................
.....................(5)............................
Alors, ça sera tout. C'est combien?
Voilà .............(8).................
Merci, monsieur. Au revoir!

Maak nu zelf het gesprekje af! 

Slide 15 - Slide

Maintenant, au boulot!
Devoirs: 

Herhalen: Voca 4 en 5 (TB p. 101)


Maken: livre d’exercices ex. 12, 13 (WB p. 94) ; ex. 3, 4 (WB p. 95)

Slide 16 - Slide

Projet alternatif:
Kies je favoriete bak- of kookrecept. (Het lekkerste avondeten, de lekkerste taart of cake...) 

Maak in het Frans een boodschappenlijstje: wat heb je nodig om dat te maken?
Schrijf de stappen uit (wat je niet weet nog even in het Nederlands): wat moet je doen om het gerecht te maken? 

Slide 17 - Slide

Projet alternatif:
Schrijf of typ het recept netjes uit en zet er een mooie foto bij. 

Misschien vinden sommigen het zelfs leuk om in een groepje een heuse Franse kook-video te maken! 

Slide 18 - Slide