Pathologie 1.3 Ziekteoorzaken

1 / 15
next
Slide 1: Slide
PathologieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Een infectie is een voorbeeld van een .....
A
Exogene oorzaak
B
Endogene oorzaak

Slide 8 - Quiz

Bij .......... is de afwijking overheersend
A
dominante overerving
B
recessieve overerving

Slide 9 - Quiz

Wat zijn oorzaken van een prenataal ontstane niet-erfelijke afwijking?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
infecties bij de moeder
B
een genetische afwijking bij de vader
C
een genetische afwijking bij de moeder
D
de baby is te vroeg geboren

Slide 10 - Quiz

Een congenitale afwijking betekent?
A
Een afwijking die gedurende het eerste levensjaar ontstaat
B
Een afwijking die aangeboren is
C
Een afwijking die je op oudere leeftijd krijgt
D
Een afwijking aan je geslachtsorganen

Slide 11 - Quiz

We spreken van perinatale oorzaken bij niet-erfelijke afwijkingen wanneer
A
de afwijking is ontstaan in de 1e 3 maanden van de zwangerschap
B
er zich een probleem heeft voorgedaan tijdens de bevalling
C
1 van de ouders een erfelijke aandoening doorgeeft
D
het probleem van de aandoening bij de grootouders ligt

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide