3.2 Vermoeden en bewijs

H3.2 Vermoeden en bewijs
1 / 29
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3.2 Vermoeden en bewijs

Slide 1 - Slide

Weet je nog...?

Slide 2 - Slide

Rechte hoek
hoek van 90o

Slide 3 - Slide

Gestrekte hoek
hoek van 180o

Slide 4 - Slide

Volle hoek
hoek van 360o

Slide 5 - Slide

Scherpe hoek
hoek tussen de 0o en 90o

Slide 6 - Slide

Stompe hoek
hoek tussen de 90o de 180o

Slide 7 - Slide

Hoeken bereken
  • Gestrekte hoek 180o
  • Rechte hoek 90o 
  • Volle hoek 360o
  • Hoekensom driehoek 180o/ vierhoek 360o
  • Overstaande hoeken (X-hoeken)
  • F-hoeken 
  • Z-hoeken 
  • Basishoeken van gelijkbenige driehoek zijn gelijk
  • Alle hoeken van een gelijkzijdige driehoek zijn 60o

Slide 8 - Slide

Overstaande hoeken
Even groot
Hoekensom 180
Hoekensom 360
Vierhoek
> 90 graden
Stompe hoek
< 90 graden
Scherpe hoek
360 graden
180 graden
Volle hoek
Gestrekte hoek
Driehoek

Slide 9 - Drag question

Hoek P5
Hoek P1

Hoek P6
60 graden
30 graden
90 graden

Slide 10 - Drag question

Welke bewering klopt NIET bij gelijkvormigheid?
A
De hoeken van het beeld zijn gelijk aan die van het origineel
B
Alle afmetingen zijn met dezelfde vergrotingsfactor vergroot
C
Het origineel en de vergroting (het beeld) staan in dezelfde stand
D
Je kunt de factor berekenen door de afmetingen van het beeld te delen door de afmetingen van het origineel

Slide 11 - Quiz

Hoeveel graden
is
U2

Slide 12 - Open question

F-hoeken, Z-hoeken en X-hoeken

Slide 13 - Slide

hoek 1 en 3 zijn
A
tegenover elkaar liggende hoeken
B
overstaande hoeken
C
Gestrekte hoeken
D
Tegengestelde hoeken

Slide 14 - Quiz

Hoek 2 en 3 zijn samen
A
360 graden
B
180 graden
C
Gestrekte hoek
D
90 graden

Slide 15 - Quiz

Alle hoeken van een vierhoek zijn samen
A
180 graden
B
Altijd verschillend
C
540 graden
D
360 graden

Slide 16 - Quiz

Zijn deze vierhoeken gelijkvormig?
A
Ja, dat zie je zo.
B
Nee, dat kun je niet weten.
C
Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk.
D
Ja, overeenkomstige hoeken zijn gelijk en de factor is 1,5.

Slide 17 - Quiz

hoe groot is hoek D1?
A
104 graden
B
76 graden
C
50 graden
D
256 graden

Slide 18 - Quiz

De hoeken A noemen we...
A
Evenwijdige hoeken
B
Dezelfde hoeken
C
f-hoeken
D
Z-hoeken

Slide 19 - Quiz

Deze hoeken A noemen we ....
A
Z-hoeken
B
Zigzaghoeken
C
Tegenovergestelde hoeken
D
Dezelfde hoeken

Slide 20 - Quiz

De figuur hiernaast heet een trapezium, omdat...
A
Heeft 4 hoeken, maar is geen rechthoek
B
2 verschillende zijkanten heeft
C
2 evenwijdige zijden heeft
D
Alle zijden evenwijdig lopen

Slide 21 - Quiz

Wat herken je in dit gebouw?
A
F-hoeken
B
Z-hoeken
C
Trapezium
D
Alle drie

Slide 22 - Quiz

Welke voorwaarde is waar voor het bewijzen van gelijkvormigheid bij vierhoeken?
A
Alléén voorwaarde 1 is waar
B
Voorwaarde 1 en 2 zijn waar
C
Alléén voorwaarde 2 is waar
D
Één van beide voorwaarden is voldoende

Slide 23 - Quiz

Als driehoeken gelijkvormig zijn, hebben ze altijd gelijke hoeken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Opdracht
Maak opdracht 8

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Vermoeden, bewijs en stelling
Vermoeden:  Een bewering waarvan men denkt dat deze waar is, 
                  zonder daarvan zeker te zijn. 

Bewijs:        Als je de juistheid van een vermoeden kan aantonen met behulp van                                 eigenschappen en sluitende redeneringen.

Stelling:      Als er een bewijs is voor een vermoeden mag dit vermoeden een stelling                            noemen.

Slide 27 - Slide

Opdracht
Maak opdracht 9 t/m 12

Slide 28 - Slide

Einde les

Slide 29 - Slide