1. Grieks: zelfstandig naamwoord en gebruik rijtjes

Het zelfstandig naamwoord
In het Grieks zijn er:
- 3 geslachten (m/v/o) 
- 4 naamvallen (nom, gen, dat, acc)
- een enkelvoud en een meervoud
- verschillende rijtjes: ὁ δουλος, ἡ μαχη, ἡ θεα, το τεκνον en ὁ/ἡ παις, παιδος (sinas-rijtje) en το πραγμα, πραγματος (onzijdig sinas-rijtje)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het zelfstandig naamwoord
In het Grieks zijn er:
- 3 geslachten (m/v/o) 
- 4 naamvallen (nom, gen, dat, acc)
- een enkelvoud en een meervoud
- verschillende rijtjes: ὁ δουλος, ἡ μαχη, ἡ θεα, το τεκνον en ὁ/ἡ παις, παιδος (sinas-rijtje) en το πραγμα, πραγματος (onzijdig sinas-rijtje)

Slide 1 - Slide

Waar of niet waar? De dativus is de tweede naamval.

Slide 2 - Open question

Ken je het riedeltje waarmee je de dativus kunt vertalen nog? Aan, voor.... Maak af! (schrijf op zonder interpunctie, met spaties)

Slide 3 - Open question

Met welk woord vertaal je ook alweer een genitivus?

Slide 4 - Open question

Waar of niet waar? De accusativus is het lijdend voorwerp

Slide 5 - Open question

Het zelfstandig naamwoord
Wat moet je kunnen en kennen? 
- Zien volgens welke rijtje een woord verbuigt
- Zien in welke naamval een woord staat
- Een woord in een naamval vertalen
- Enkelvoud en meervoud herkennen
- Een woord in een andere naamval of getal (ev/mv) zetten

Slide 6 - Slide

ὁ δουλος, ἡ μαχη, ἡ θεα, το τεκνον
ἡ θεα = rei-regel!
Sinas-rijtje m/v en onzijdig: 
ὁ παις, παιδος en το πραγμα, πραγματος
Rijtjes + rei-regel
Uitleg pragma + stam

Slide 7 - Slide

Welk rijtje?
Bedenk hoe je kunt zien of een woord verbuigt volgens
- ὁ δουλος
- ἡ μαχη
- ἡ χωρα 
- το τεκνον
- ὁ/ἡ παις, παιδος (sinas-rijtje)
- το πραγμα, πραγματος (onzijdig sinas-rijtje)
Volgens welk rijtje?

Slide 8 - Slide

ὁ δουλος
ἡ μαχη
ἡ θεα
το τεκνον
ὁ/ἡ παις, παιδος (sinas-rijtje)
το πραγμα, πραγματος
ὁ γερων, γεροντος
ὁ βιος
ἡ βοηθεια
το δορυ, δορατος
ἡ γυνη, γυναικος
το δενδρον
ἡ κεφαλη
ὁ νομος

Slide 9 - Drag question

Nominativus ev
Nominativus mv
Genitivus ev

Genitivus mv
Dativus ev
Dativus mv
Accusativus ev
Accusativus mv
τον οἰνον
της γυναικος
τοις κινδυνοις
της θεας
τῳ νομῳ
των τεκνων
οἱ Ἑλληνες
τα ὁπλα
ὁ κινδυνος

Slide 10 - Drag question

Vertaal het volgende woord, inclusief de naamval: του θεου

Slide 11 - Open question

Vertaal het volgende woord, inclusief de naamval: τοις τεκνοις

Slide 12 - Open question

Vertaal het volgende woord inclusief de naamval: γυναικος

Slide 13 - Open question

Hoe vond je dit gaan? Beheers je de stof?

Slide 14 - Open question

Vertaal de volgende zin: ὁ πατηρ ὁπλα τῳ υἱῳ παρεχει. (Je mag gebruik maken van de woordenlijst)

Slide 15 - Open question

Zet ὁ ἐρως, ἐρωτος in de accusativus ev (met lidwoord erbij)

Slide 16 - Open question

Zet ὁ λογος in de genitivus meervoud

Slide 17 - Open question