ARGO 2 grammatica 2.9 en 2.10 zelfstandige naamwoorden en functies naamvallen

Zelfstandige naamwoorden en functies naamvallen

en een paar uitzonderingen op de regel....
ARGO 2.9 en 2.10
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zelfstandige naamwoorden en functies naamvallen

en een paar uitzonderingen op de regel....
ARGO 2.9 en 2.10

Slide 1 - Slide

In deze lessonup:
  • herhaling verbuigingsgroepen 1, 2, 3
  • herhaling rijtjes zelfstandige naamwoorden
  • uitzonderingen groep 1: ἡ θάλαττα + ὁ ναύτης
  • uitzonderingen groep 2: ἡ ὁδός
  • herhaling functies naamvallen

Slide 2 - Slide

Het zelfstandig naamwoord
In het Grieks zijn er:
- 3 geslachten (m/v/o) 
- 4 naamvallen (nom, gen, dat, acc)
- een enkelvoud en een meervoud
- 3 verbuigingsgroepen 
(1: op -η -α; 
2 op -ος -ον ; 
3 op ?genitivus nodig om stam te bepalen) 

Slide 3 - Slide

Sleep de woorden naar het goede geslacht
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
ἡ πέτρα 
ὁ ἄνθρωπος

οἱ ἥλιοι

τὸ πεδίον
αἱ κόραι

τὰ θηρία

Slide 4 - Drag question

Sleep de lidwoorden naar de juiste plek
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
την
αἱ
τας
τῃ
της
των
ταις

Slide 5 - Drag question

Sleep de lidwoorden naar de juiste plek
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
gen. ev.
gen. mv.
dat. mv.
τον
οἱ
τους
τῳ
του
των
τοις

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Combineer de rijtjes die dezelfde uitgangen hebben
ὁ δουλος
ἡ μαχη
ἡ θεα
το τεκνον
ὁ/ἡ παις, παιδος 
το πραγμα, πραγματος
ὁ γερων, γεροντος
ὁ βιος
ἡ βοηθεια
το δορυ, δορατος
ἡ γυνη, γυναικος
το δενδρον
ἡ κεφαλη
ὁ νομος

Slide 8 - Drag question

Combineer de 
juiste vormen
Nominativus ev
Nominativus mv
Genitivus ev

Genitivus mv
Dativus ev
Dativus mv
Accusativus ev
Accusativus mv
τον οἰνον
της γυναικος
τοις κινδυνοις
της θεας
τῳ νομῳ
των τεκνων
οἱ Ἑλληνες
τα ὁπλα
ὁ κινδυνος

Slide 9 - Drag question

De ρει-regel houdt in
A
na ρ, ε, ι komt een η, geen α
B
dat Griekse automobilisten moeten opletten
C
dat ieder Grieks woord een reitje heeft
D
na ρ, ε, ι komt een α, geen η

Slide 10 - Quiz

Uitzonderingen groep 1 (1)
Bijna alle woorden in groep 1 zijn vrouwelijk, behalve woorden als ὁ ναύτης (zeeman) en ὁ νεανίας (jongeman)
Let op: mannelijk lidwoord, verder uitgangen van groep 1 behalve de nom ev (-ης of -ας) en gen ev (-ου).
Ook hier geldt de ρει-regel!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Uitzonderingen groep 1 (2):
Wat is er bijzonder aan ἡ θάλαττα?
A
Het is stiekem mannelijk
B
Het heeft alleen maar enkelvoud
C
Het eindigt niet op ρει maar wel op een α
D
Niets

Slide 14 - Quiz

Uitzonderingen groep 1 (2)

Sommige woorden trekken zich niets aan van de ρει regel en gebruiken in de nom en acc ev toch een α

Dit gaat om maar een paar woorden

Slide 15 - Slide

Uitzonderingen groep 1
De rijtjes van ἡ θάλαττα + ὁ ναύτης hoef je voorlopig alleen maar passief te kennen: 

- Je moet ze kunnen herkennen in een tekst 
- Je moet weten hoe je ze vertaalt
- Je hoeft ze niet zelf te kunnen maken

Slide 16 - Slide

Uitzonderingen groep 2
In groep 2 zitten ook een paar vrouwelijke woorden. 
Die herken je alleen aan het lidwoord, de andere vormen zijn mannelijk.

Voorbeelden: 
ἡ παρθένος = meisje
ἡ θεός = godin
ἡ ὁδός = weg, tocht

Slide 17 - Slide

Functies naamvallen
Als je die weet, weet je ook hoe je een woord moet vertalen! 

Slide 18 - Slide

De dativus is de tweede naamval
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Met welk woord vertaal je vaak een genitivus?

Slide 20 - Open question

De accusativus is altijd het lijdend voorwerp
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Wat zijn naamval en getal van
τῇ μαχῃ?
A
genitivus mv.
B
genitivus ev.
C
dativus mv.
D
dativus ev.

Slide 22 - Quiz

Wat zijn naamval en getal van
πραγμασιν?
A
accusativus ev.
B
dativus ev.
C
dativus mv.
D
genitivus mv.

Slide 23 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderwerp?
Ὁ ἡγεμών φερει το θηριον.
A
Ὁ ἡγεμών
B
φερει
C
το θηριον

Slide 24 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderwerp?
Τον ἡγεμόνα φερει το θηριον.
A
Τον ἡγεμόνα
B
φερει
C
το θηριον

Slide 25 - Quiz

De dativus mag je bij Grieks vertalen met aan/voor/met/door
A
nee: alleen met 'aan/voor'
B
nee: alleen met 'met/door'
C
nee: alleen met 'van'
D
ja

Slide 26 - Quiz

Hoe vertaal je των ἀνθρωπων?
A
de mannen (O)
B
van de mannen
C
de mannen (LV)
D
aan/voor/met/door de mannen

Slide 27 - Quiz

Hoe vertaal je οἱ ἀδελφοι?
A
de broers (O)
B
van de broers
C
de broers (LV)
D
aan/voor/met/door de broers

Slide 28 - Quiz

Ik beheers de rijtjes en de naamvallen....
0100

Slide 29 - Poll