6V blok 1 formules/begrippen quiz

Check: formules & rekenen
Hoe goed heb je opgelet en de stof begrepen tijdens deze les?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Check: formules & rekenen
Hoe goed heb je opgelet en de stof begrepen tijdens deze les?

Slide 1 - Slide

Welke letter geeft in de kringloop de hoogte van de overheidsbestedingen aan?
A
E
B
M
C
O
D
I

Slide 2 - Quiz

In de economische kringloop verdienen we geld aan het buitenland door:
A
Y
B
I
C
E
D
M

Slide 3 - Quiz

Welke letter geeft nationaal inkomen (BBP) aan?
A
S
B
Y
C
M
D
I

Slide 4 - Quiz

Met welke twee formules kan je het BBP berekenen?
A
Y = E - M en Y = C+B+S
B
Y=C+I+O+E-M en Y=C+B+S
C
Y=C+I en Y=C+B+S
D
Y=O-B en Y= E-M

Slide 5 - Quiz

Welke identiteit geeft het saldo lopende rekening aan?
A
(S-I) + (B-O)
B
E-M
C
(S-I) -(B-O)
D
S-I

Slide 6 - Quiz

Welke identiteit geeft het particuliere spaarsaldo weer?
A
(S-I) + (B-O)
B
E-M
C
(S-I) -(B-O)
D
S-I

Slide 7 - Quiz

Welke identiteit geeft het nationale spaarsaldo weer?
A
(S-I) + (B-O)
B
E-M
C
(S-I) -(B-O)
D
S-I

Slide 8 - Quiz

Bereken het nationaal spaarsaldo.

Slide 9 - Slide

Wat is het nationale spaarsaldo?

Slide 10 - Open question

De marginale consumptiequote
A
is altijd gelijk aan de marginale spaarquote
B
geeft aan hoe het inkomen verandert
C
geeft aan hoe de consumptie verandert
D
en de marginale spaarquote zijn samen 1

Slide 11 - Quiz

Welke maatregel of maatregelen van de overheid passen bij een Keynesiaans beleid in een laagconjunctuur? (meer antwoorden goed)


A
de belastingen verhogen.
B
de subsidies aan bedrijven verhogen.
C
haar bestedingen verhogen.
D
de rente verhogen.

Slide 12 - Quiz

Wat is de definitie van de multiplier in het gebruikte model?
A
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van de spaarquote
B
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van Co, Io of Oo.
C
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling marginale belastingquote
D
De multiplier geeft aan hoeveel Y stijgt of daalt bij een stijging of daling van de export.

Slide 13 - Quiz

Het verband tussen Arbeid (Y) en Productie (Y) kenmerkt zich door (...) meeropbrengsten.
A
Toenemende
B
Constante
C
Afnemende

Slide 14 - Quiz

Bij een anticyclisch begrotingsbeleid zal bij een hoogconjunctuur
A
het belasting-percentage dalen
B
het overheidstekort stijgen
C
overheidsbestedingen stijgen
D
de belastinginkomsten stijgen

Slide 15 - Quiz

Welke identiteit geeft het particuliere spaarsaldo weer?
A
(S-I) + (B-O)
B
E-M
C
(S-I) -(B-O)
D
S-I

Slide 16 - Quiz

Als de koers van de DKK boven de interventiekoers komt, welke 2 maatregelen kan de Deense CB dan nemen?
A
Rente verhogen en euro's kopen op de valutamarkt
B
rente verhogen en DKK kopen op de valutamarkt
C
Rente verlagen en DKK kopen op de valutamarkt
D
Rente verlagen en euro's kopen op de valutamarkt

Slide 17 - Quiz

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
Productie per werknemer
B
De productie per werknemer in een bepaalde tijd
C
Het aantal uur dat een werknemer werkt per dag
D
Het aantal uur dat een werknemer werkt per week

Slide 18 - Quiz

De internationale concurrentiepositie wordt beïnvloed door .........
A
de wisselkoersen , progressieve belastingen
B
het bbp, voorzieningen in het land
C
het loonniveau, de inflatie, de arbeidsproductiviteit
D
de arbeidsproductiviteit, de wisselkoersen, het bbp

Slide 19 - Quiz

Werkloosheid die ontstaat door automatisering komt vaak doordat lonen te hoog zijn. Lonen kunnen niet omlaag aangepast worden. Dit heet ...
A
Loonflexibiliteit
B
Loonrigiditeit
C
Loon-prijsspiraal
D
Loonstarheid

Slide 20 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt ...
A
verbetert onze concurrentiepositie.
B
verslechtert onze concurrentiepositie.

Slide 21 - Quiz

Hoe kan je de internationale concurrentiepositie verbeteren?
A
De stijging van lonen beperken
B
inflatie stimuleren
C
Arbeidsproductiviteit verbeteren
D
Inflatie beperken

Slide 22 - Quiz

Wat heeft geen invloed op de internationale concurrentiepositie?
A
Goed onderwijs
B
Technologische ontwikkelingen
C
Goede gezondheidszorg
D
De handel binnen het land

Slide 23 - Quiz


Slide 24 - Poll

Waar staat de B voor in de economische kringloop
A
Besparingen
B
Belastingen

Slide 25 - Quiz