Cap 1 - les 1

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Me llamo 

señora Chavez Verdezoto

¿ Y tú,

cómo te llamas?

Programa para hoy

1. ¿Quién eres tú? ¿Quién soy yo? 

2. Cositas prácticas + reglas

3. Repasar el primer año

4. Deberes

¿Quién soy yo?

¿Quién eres tú?

nombre + edad + ciudad

Cositas prácticas

- Google Classroom

- LessonUp

- Quizlet

Las reglas de la señora Chavez 

• Als de docent praat, is het stil. 
• Als een leerling de beurt krijgt, luisteren we naar elkaar.
• Alle spullen voor je hebben liggen mee (schrift en pen, macbook). 
• TIP: maak aantekeningen in je schrift!
• Vraag? Hand opsteken, wachten totdat je de beurt krijgt
• Respect voor elkaar
• Huiswerk maak je in je schrift, foto lever je in via Google Classroom onder kopje van die dag vóór begin van de les
• Huiswerk  in magister. Zelf opschrijven in je agenda.
• 
  

Dos preguntas cotidianas

¿Cuál es la fecha del día de hoy?

¿Qué tiempo hace hoy?

Escribe en tu cuaderno

Herhaling/repaso Paso Adelante 1 año 1

• Ser/Estar
• Zich voorstellen
• Tener + leeftijd 
• Persoonlijke voornaamwoorden
• Lidwoorden
• Presente perfecto

¿Qué vamos a hacer hoy?

Tarea para empezar el curso de español

Startopdracht/Tarea de inicio

Zie Google Classroom

15 min, erna samen bespreken

SER

Je gebruikt het werkwoord SER voor permanente eigenschappen (wie je bent, je nationaliteit, je beroep)

Yo soy María (ik ben Maria)

Yo soy holandesa (Ik ben nederlands)

Voornaamwoorden + SER

Yo soy --> Ik ben 

Tú eres --> Jij bent

El / Ella (usted) es --> Hij/Zij is

Nosotros/Nosotras somos --> Wij zijn

Vosotros/Vosotras sois --> Jullie zijn

Ellos/Ellas (ustedes) son --> Zij zijn

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Yo ............... un alumno del Wolfert

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Tú ............... una chica (een meisje)

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Nosotros ............... estudiantes (leerlingen)

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ustedes ............... profes (leraren)

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ella ............... profesora (lerares)

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ellas ............... holandesas

ESTAR

Je gebruikt ESTAR voor tijdelijke toestanden, gevoelens (hoe gaat het, hoe je voelt)

¿Cómo estás? (Hoe gaat het met jouw?) 

Estoy bien (Ik ben goed)

Estoy cansada (ik ben moe)

ESTAR

Je gebruikt ESTAR ook voor ->  WAAR???? => zich bevinden

Waar is het?=¿Dónde está? -->Den Haag está en Holanda

Waar ben jij?=¿Dónde estás? --> Estoy en el colegio

VOORNAAMWOORDEN + ESTAR

Yo estoy --> Ik ben 

Tú estás --> Jij bent

El / Ella (usted) está --> Hij/Zij is

Nosotros/Nosotras estamos --> Wij zijn

Vosotros/Vosotras estáis --> Jullie zijn

Ellos/Ellas (ustedes) están --> Zij zijn

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Yo ............... en el colegio

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: El ............... enfermo (ziek)

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: La señora Chavez ............... triste por el mal tiempo. (verdrietig)

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Nosotras ............... en nuestras casas (in onze huizen)

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Ellos ............... en la playa (strand)

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: ¿Dónde ............... la piscina? (zwembad)

TENER (HEBBEN)

Yo tengo = Ik heb

Tú tienes = Jij hebt

El / Ella tiene = Hij / Zij heeft

TENER (HEBBEN)

Nosotros (as) tenemos

Vosotros (as) tenéis

Ellos (as) (ustedes) tienen

TENER

¿Qué tienes (tú) en tu mochila? (Wat heb jij in je rugzak?)

(Yo) Tengo un libro, un bolígrafo, un cuaderno (Ik heb een boek, een pen, een schrift)

Bedenk: Is het persoonlijk voornaamwoord altijd nodig?

ZICH VOORSTELLEN

¿Cómo te llamas? = Hoe heet jij? --> Me llamo Julia

¿De dónde eres?= Waar kom jij vandaan? --> Soy holandesa / Soy de Holanda

¿Cuántos años tienes? = Hoe oud ben jij? --> Tengo 14 años 

¿Dónde vives?= Waar woon jij? --> Vivo en Den Haag

¿Qué idiomas hablas?= Welke talen spreek jij? --> Hablo ..........

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Cómo te llamas?

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿De dónde eres?

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Cuántos años tienes?

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Dónde vives?

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud

de/het 

Mannelijk enkelvoud= el 

Mannelijk meervoud= los

Vrouwelijk enkelvoud= la

Vrouwelijk meervoud= las

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud

een

Mannelijk enkelvoud= un

Mannelijk meervoud= unos

Vrouwelijk enkelvoud= una

Vrouwelijk meervoud= unas

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud

Vrouwelijke woorden eindigen met A

Mannelijke woorden eindigen met O

Uitzonderingen:

Woorden met E= mannelijk of beide (el restaurante, la estudiante, el estudiante)

Woorden met L= mannelijk // Woorden met N of D= vrouwelijk

Geef de woorden een lidwoord
bolígrafo, cuaderno, hotel, piscina, camping, amiga, restaurante, goma, regla

vivir
yo

1. viven
2. vivo
3. vivís
4. vive

Tú (vivir) _____ en Uithoorn

1. vivas
2. vives
3. vivis
4. vivéis

Nosotros (vivir)

1. vivisteis
2. vivimos
3. vivemos
4. vivís

Ellos (vivir) en Madrid.

1. viven
2. vive
3. vivís
4. vivo

Ir

Ir= gaan

Yo

Tú

Él/ella/usted

Nosotros

Vosotros

Ellos/ellas/ustedes

Voy

Vas

Va

Vamos

Vais

Van

ir, yo

ir, nosotros

Ir, ella

1. Voy
2. Vas
3. Van
4. Va

IR
Kies de juiste vervoeging
Juan y Laura (Ir)________

1. vais
2. va
3. van
4. vamos

ir en bici

1. te voet gaan
2. met de motor gaan
3. met de bus gaan
4. met de fiets gaan

ir ... pie

1. a
2. en
3. de

HABER + VOLTOOID DEELWOORD

Hoe vorm je de Presente Perfecto?

Deberes

quizlet 1.1 + 1.2

estudiar el libro de texto p6+7

hacer ejercicios 2 t/m5