Cap 1 - les 1+2

Me llamo 
señora van den Boomen
¿ Y tú,
cómo te llamas?
1 / 42
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Me llamo 
señora van den Boomen
¿ Y tú,
cómo te llamas?

Slide 1 - Slide

Programa para hoy
1. ¿Quién eres tú? 
2. ¿Qué recuerdas del primer año? 
3. Cosas prácticas + reglas
4. Repasar el primer año
5. Deberes

Slide 2 - Slide

¿Quién soy yo?

Slide 3 - Slide

Ik weet nog best veel van Spaans!
-1100

Slide 4 - Poll

¿Quién eres tú?
nombre + edad + ciudad

Slide 5 - Slide

Cosas prácticas
- Google Classroom
- LessonUp
- Studygo / Quizlet

Slide 6 - Slide

Las reglas de la señora van den Boomen
  • Als de docent praat, is het stil. 
  • Als een leerling de beurt krijgt, luisteren we naar elkaar.
  • Alle spullen voor je hebben liggen mee (schrift en pen, macbook). 
  • Maak aantekeningen in je schrift!
  • Vraag? Steek je hand op en wacht totdat je de beurt krijgt
  • Huiswerk maak je in je schrift. Niet op je laptop.
  • Huiswerk staat in magister. Eigen verantwoordelijkheid om het te maken, ook al staat het een keer niet op magister. 
  • Macbook voor andere dingen dan Spaans aan het gebruiken? Je bent welkom in 022.

Slide 7 - Slide

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 8 - Slide

Otra pregunta cotidiana

¿Qué tiempo hace?

Escribe en tu cuaderno

Slide 9 - Slide

Herhaling Paso Adelante 1 año 1
  • Ser/Estar
  • Zich voorstellen
  • Tener + leeftijd 
  • Persoonlijke voornaamwoorden
  • Lidwoorden

¿Qué vamos a hacer hoy?

Slide 10 - Slide

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 11 - Slide

Otra pregunta cotidiana

¿Qué tiempo hace?

Escribe en tu cuaderno

Slide 12 - Slide

Startopdracht
Deze was huiswerk (deberes).

We gaan de opdracht samen bespreken.
timer
15:00

Slide 13 - Slide

SER
Je gebruikt het werkwoord SER voor permanente eigenschappen (wie je bent, je nationaliteit, je beroep)
Yo soy María (ik ben Maria)
Yo soy holandesa (Ik ben nederlands)

Slide 14 - Slide

Voornaamwoorden + SER
Yo soy --> Ik ben 
Tú eres --> Jij bent
Él / Ella es --> Hij/Zij is
Nosotros/Nosotras somos --> Wij zijn
Vosotros/Vosotras sóis --> Jullie zijn
Ellos/Ellas son --> Zij zijn

¡PIENSA! Zijn de persoonlijke voornaamwoorden nodig? 


Slide 15 - Slide

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Yo ............... un alumno del Wolfert

Slide 16 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Tú ............... una chica (een meisje)

Slide 17 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Nosotros ............... estudiantes (leerlingen)

Slide 18 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ustedes ............... profes (leraren)

Slide 19 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ella ............... profesora (lerares)

Slide 20 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van SER: Ellas ............... holandesas

Slide 21 - Open question

ESTAR
Je gebruikt ESTAR voor tijdelijke toestanden, gevoelens (hoe gaat het, hoe je voelt)
¿Cómo estás? (Hoe gaat het met jouw?) 
Estoy bien (Ik ben goed)
Estoy cansada (ik ben moe)

Slide 22 - Slide

ESTAR
Je gebruikt ESTAR ook voor ->  WAAR???? => zich bevinden
Waar is het?=¿Dónde está? -->Den Haag está en Holanda
Waar ben jij?=¿Dónde estás? --> Estoy en el colegio

Slide 23 - Slide

VOORNAAMWOORDEN + ESTAR
Yo estoy --> Ik ben 
Tú estás --> Jij bent
El / Ella está --> Hij/Zij is
Nosotros/Nosotras estamos --> Wij zijn
Vosotros/Vosotras estáis --> Jullie zijn
Ellos/Ellas están --> Zij zijn

Slide 24 - Slide

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Yo ............... en el colegio

Slide 25 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: El ............... enfermo (ziek)

Slide 26 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Señora van den Boomen ............... triste por el corona virus (verdrietig)

Slide 27 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Nosotras ............... en nuestras casas (in onze huizen)

Slide 28 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: Ellos ............... en la playa (strand)

Slide 29 - Open question

Vul het vakje in met de juiste vorm van ESTAR: ¿Dónde ............... la piscina? (zwembad)

Slide 30 - Open question

TENER (HEBBEN)
Yo tengo = Ik heb
Tú tienes = Jij hebt
El / Ella tiene = Hij / Zij hebt

Slide 31 - Slide

TENER
¿Qué tienes (tú) en tu mochila? (Wat heb jij in je rugzak?)
(Yo) Tengo un libro, un bolígrafo, un cuaderno (Ik heb een boek, een pen, een schrift)

Bedenk: Is het persoonlijk voornaamwoord altijd nodig?

Slide 32 - Slide

ZICH VOORSTELLEN
¿Cómo te llamas? = Hoe heet jij? --> Me llamo Julia
¿De dónde eres?= Waar kom jij vandaan? --> Soy holandesa / Soy de Holanda
¿Cuántos años tienes? = Hoe oud ben jij? --> Tengo 14 años 
¿Dónde vives?= Waar woon jij? --> Vivo en Den Haag
¿Qué idiomas hablas?= Welke talen spreek jij? --> Hablo ..........




Slide 33 - Slide

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Cómo te llamas?

Slide 34 - Open question

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿De dónde eres?

Slide 35 - Open question

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Cuántos años tienes?

Slide 36 - Open question

Beantwoord de vragen met je eigen gegevens: ¿Dónde vives?

Slide 37 - Open question

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
de/het 
Mannelijk enkelvoud= el 
Mannelijk meervoud= los
Vrouwelijk enkelvoud= la
Vrouwelijk meervoud= las

Slide 38 - Slide

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
een
Mannelijk enkelvoud= un
Mannelijk meervoud= unos
Vrouwelijk enkelvoud= una
Vrouwelijk meervoud= unas

Slide 39 - Slide

Lidwoorden, geslacht, meervoud, enkelvoud
Vrouwelijke woorden eindigen met A
Mannelijke woorden eindigen met O
Uitzonderingen:
Woorden met E= mannelijk of beide (el restaurante, la estudiante, el estudiante)
Woorden met L= mannelijk // Woorden met N of D= vrouwelijk

Slide 40 - Slide

Geef de woorden een lidwoord
bolígrafo, cuaderno, hotel, piscina, camping, amiga, restaurante, goma, regla

Slide 41 - Open question

Deberes

quizlet 1.1 + 1.2
estudiar el libro de texto p6+7
hacer ejercicios 2 t/m5

Slide 42 - Slide