Bezittelijke voornaamwoorden.

HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HET BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?
A
mijn
B
uw
C
mij
D
U

Slide 4 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Waarom heb jij mijn jas aan?
A
heb
B
mijn
C
jij
D
aan

Slide 5 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Ik koop die auto voor hem.
A
ik
B
die
C
hem
D
zit er niet in

Slide 6 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 7 - Quiz

JOU is een persoonlijk voornaamwoord, JOUW is een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 9 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Daar loopt onze kat.
A
daar
B
loopt
C
onze
D
kat

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Zijn kast hangt vol vreemde kostuums.
A
vreemde
B
vol
C
Zijn
D
kostuums

Slide 11 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 12 - Open question

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hun familie woont in het buitenland
A
hun
B
familie
C
woont
D
in het buitenland

Slide 13 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Maar we vieren wel altijd feest in ons gezin.
A
we
B
ons
C
vieren
D
altijd

Slide 14 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
ons
C
huis
D
altijd

Slide 15 - Quiz

Maak de oefening in je schrift.
Doe je best!

Slide 16 - Slide

Goed nakijken.
Verbeter je fouten.

Slide 17 - Slide