Mijn boek, jouw pizza

• Nederlands
• ISK

Mijn boek, jouw pizza

Vandaag ga je dit leren:

* Hoe je kunt zeggen dat iets van jou is

* Hoe je kunt zeggen dat is van mij is

* Hoe je kunt zeggen dat iets van ons is en van jullie

Een boek

Het boek is van mij. 

Het is mijn boek. 

De fiets

De fiets is van het meisje. 

De fiets is van haar. 

Het is haar fiets. 

De bal

De bal is van de jongen. 

Het is zijn bal. 

Ik heb een boek.

Jij hebt een boek.

Hij heeft een boek.

Zij heeft een boek.

Het is mijn boek.

Het is jouw boek.

Het is zijn boek.

Het is haar boek.

Dit is onze klas.     (de klas)

Dit is ons lokaal.    (het lokaal)

Dit is jullie klas.

Dit is jullie lokaal.

Dit is hun klas.

Dit is hun lokaal.

Onze, jullie, hun

ONS

ONZE

ONS POTLOOD

ONZE PENNEN

HET

DE

HET POTLOOD

DE PENNEN

Ik kan het. 

Ik vind het nog moeilijk.