Capítulo 6 - LES 6 oefentoets Havo/vwo 2

1 / 31
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Bienvenidos a la clase de español
Hoy es jueves, 30 de mayo

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
  • Repaso: presente perfecto 
  • Repaso: ser/ estar/ hay
  • Oefentoets
  • Vragen

Slide 3 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weet ik wat ik goed begrijp van capítulo 6
  • weet ik wat ik nog beter moet gaan leren voor capítulo 6

Slide 4 - Slide

Capítulo 6

Gramática: Voltooid tegenwoordige tijd: tekstboek blz. 53, bron D
                        De werkwoorden SER/ ESTAR/ HAY: tekstboek blz. 56, bron J

Vocabulario: Werkboek blz. 103 en 104

Frases Clave: tekstboek blz. 53, bron E
                             tekstboek blz. 56, bron J





Slide 5 - Slide

Presente perfecto
Capítulo 6
   
    haber + ado   
haber + ido

Esta mañana ....

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
VTT - Presente perfecto (p. 53)

yo
él/ ella/ usted
nosotros
vosotros
ellos/ ellas/ ustedes
HABER
he
has
ha
hemos
habéis
han

ww: -AR
stam +ado

ww: -ER / -IR
stam +ido
timer
6:00

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Onregelmatig

yo
él/ ella/ usted
nosotros
vosotros
ellos/ ellas/ ustedes
HABER
he
has
ha
hemos
habéis
han


decir = dicho
hacer = hecho
escribir = escrito
ver = visto

Slide 8 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. yo = yo
2. tú = tú
3. él / ella/ usted = één naam/ enkelvoud
4. nosotros = ......... y yo 
5. vosotros = .......... y tú 
6. ellos/ ellas/ ustedes = twee namen/ meervoud

Slide 9 - Slide

Vul de juiste vormen van de presente perfecto in de zinnen.
.
1. Esta semana Laura (viajar) ___________ a Barcelona.
2. Hoy (yo, pensar) ___________ mucho.
3. Diego (estar) ___________ enfermo.
4. Daniela y tú (hablar) ________________ francés.
5. Esta mañana tú (desayunar) ____________ cereales.
6. Este año Paula y yo (ser) ___________ compañeras.

Slide 10 - Slide

Vul de juiste vormen van de presente perfecto in de zinnen.
.
1. Esta semana Laura ha viajado a Barcelona.
2. Hoy he pensado mucho.
3. Diego ha estado enfermo.
4. Daniela y tú habéis hablado francés.
5. Esta mañana tú has desayunado cereales.
6. Este año Paula y yo hemos sido compañeras.

Slide 11 - Slide

Verschil tussen SER/ ESTAR/ HAY



.

Slide 12 - Slide

SER
Omschrijving:
- kleur (es azul, es rojo, etc.)
- maat (es grande, es pequeño)
- beschrijving van iets (es fantástica)
- beroep (es profesora, es doctor)
-karaktereigenschap (es amable)
- familie (es mi prima/ amiga)
- waar iets plaatsneemt (la fiesta es  en mi casa) 
 - wanneer iets plaatsneemt (la fiesta es a las ocho, es martes)




Slide 13 - Slide

ESTAR
Plaatsbepaling:
- dónde
- en
- al lado de
- cerca
-lejos





Slide 14 - Slide

Hay

Er is/ er zijn:

-Hoeveelheden (un, dos, tres)
-Grootheden (mucho, poco, bastante, suficiente)
- Er is geen (no hay)
-Alles zonder plaatsbepaling of omschrijvingen


Slide 15 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden:
.
1. yo = yo
2. tú = tú
3. él / ella/ usted = één naam/ enkelvoud
4. nosotros = ......... y yo 
5. vosotros = .......... y tú 
6. ellos/ ellas/ ustedes = twee namen/ meervoud

Slide 16 - Slide

Oefenen: Kies uit ser, estar of hay
  1. Hoy __________  lunes.
  2. En mi casa __________  tres dormitorios.
  3. ¿Dónde __________ tu hermana ahora?
  4. La película __________  muy interesante.
  5. En la fiesta __________  muchas personas.
  6. ¿Tú __________ seguro de la respuesta?
  7. Nosotros __________  estudiantes de español.
  8. No __________  suficiente (genoeg) tiempo para terminar.
  9. La ventana __________  abierta (open).
  10. __________  importante estudiar todos los días.

Slide 17 - Slide

Antwoorden: Kies uit ser, estar of hay
  1. Hoy es  lunes.
  2. En mi casa hay  tres dormitorios.
  3. ¿Dónde está tu hermana ahora?
  4. La película es  muy interesante.
  5. En la fiesta hay  muchas personas.
  6. ¿Tú estás seguro de la respuesta?
  7. Nosotros somos  estudiantes de español.
  8. No hay  suficiente (genoeg) tiempo para terminar.
  9. La ventana está  abierta (open).
  10. Es  importante estudiar todos los días.

Slide 18 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Oefentoets maken: Tekstboek blz. 105 t/m 108
Hoe? Individueel in stilte
Hulp: Geen hulpmiddel
Tijd: 35 minuten
Uitkomst: Ik weet wat ik nog beter moet gaan leren voor de toets
Klaar? Steek je vinger op

Slide 19 - Slide

Toets komende week





Gramática: Voltooid tegenwoordige tijd: tekstboek blz. 53, bron D
                        De werkwoorden SER/ ESTAR/ HAY: tekstboek blz. 56, bron J

Vocabulario: Werkboek blz. 103 en 104

Frases Clave: tekstboek blz. 53, bron E
                             tekstboek blz. 56, bron J








Slide 20 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weet ik wat ik goed begrijp van capítulo 6
  • weet ik wat ik nog beter moet gaan leren voor capítulo 6

Slide 21 - Slide

Wat doe je in de ochtend?
Blooket

play.blooket.com

Slide 22 - Slide

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 23 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 25 - Quiz

Quizlet
https://ap.lc/wzBbJ

Slide 26 - Slide

Las reglas:
Advertencia 1: Je krijgt nog een kans om beter te gedragen/ te 
                               luisteren
Advertencia 2: Je krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan
                                het einde van de dag bij mij inleveren. Ik bel je
                                 ouders om ze op de hoogte te stellen.
Advertencia 3:  Je wordt uit de klas gestuurd, je moet een gele kaart halen, je
                                 krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan het einde van de
                                 dag bij mij inleveren. Ik bel je ouders om ze op de hoogte te
                                 stellen.

Slide 27 - Slide

¿Cuál era la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • kan ik de zinnetjes van frases clave in het Spaans opschrijven
  • weet ik wanneer ik ser, estar of hay moet gebruiken

Slide 28 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Huiswerk
  • Overhoring: zinnetjes
  • Ser, estar en hay

Slide 29 - Slide

Las reglas:

  1. Als iemand praat is de rest stil
  2. Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
  3. Respect voor elkaar: we maken elkaar niet belachelijk
  4. Mobiele telefoon in je kluisje
  5. wc -> in de pauze, vóór of na de les

Slide 30 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 

Aan het einde van de les:
  • weten wij wanneer wij de Spaanse toets gaan maken.
  • weet ik wat ik al weet van capítulo 6
  • weet ik wat ik nog moet leren van capítulo 6

Slide 31 - Slide