Log alvast in op lessonup.app met de code linksonder
1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Programm
Rückblick
Stempeln
Log alvast in op lessonup.app met de code linksonder
Slide 1 - Slide
Rückblick
Was machten wir letztes Mal?
Werkwoorden: haben und sein verleden tijd
Gespreksvaardigheid met gebruik van standaardzinnen en nieuwe vocabulaire
Kijk- en luistervaardigheid: kijken naar Logo.de (jeugdjournaal) met verwerkingsopdracht
Slide 2 - Slide
verleden tijd haben & sein
Slide 3 - Slide
Gestern ... (was) ein komischer Tag.
A
war
B
wart
C
hattet
D
hatten
Slide 4 - Quiz
Es regnete und es ... (was) kalt.
A
hatte
B
war
C
waren
D
wart
Slide 5 - Quiz
Du ... (had) Kopfschmerzen.
A
warst
B
hatte
C
war
D
hattest
Slide 6 - Quiz
Mein Handy ... (was) kaputt.
A
war
B
hattest
C
hatte
D
wart
Slide 7 - Quiz
Stempeln, bitte 3HAVO
Aufgabe A
du hast im Bus dein Handy verloren. Führt das Gespräch im Sonrise Center
Aufgabe B
du möchtest Obst und Gemüse kaufen. Führ das Gespräch
Slide 8 - Slide
Stempeln, bitte 3VWO S. 26
Slide 9 - Slide
Nächste Stunde
HAVO Anfang Schritt 20
Aufgabe 1,2,3,4
VWO Anfang Schritt 3
Aufgabe 1,2,3
Slide 10 - Slide
Programm
Rückblick
Aufgaben
Erklärung der Grammatik
Slide 11 - Slide
Rückblick
Was machten wir letztes Mal?
Slide 12 - Slide
Schritt 20 3 HAVO
Lernziel: Du kannst in kürzen Sätzen einfache, vertraute Sachen beschreiben
makkelijke zinnen gebruiken om dagelijkse situaties te beschrijven
Slide 13 - Slide
Schritt 3 3VWO
Je leert begrijpen wie wat aan wie geeft
Slide 14 - Slide
Aufgaben 1/2/3/4 3HAVO ab S. 24
Aufgabe 1
Lies den Brief und benutze den Brief als Beispiel für Aufgabe B
Aufgabe 2
Lies die Vokabeln und benutze sie
Aufgabe 3
Hör an und zeichne
Aufgabe 4
lies die Mail und schreibe zurück
Slide 15 - Slide
3 VWO Zinsontleding
Je leerde bij Nederlands zinnen ontleden, toch?
Ikkoopde vriendineen hond
Slide 16 - Slide
1e naamval = onderwerp
de man drinkt koffie
de man = onderwerp
der Mann
het helpt om te denken dat de 1e naamval de normaal is. Gewoon zoals je vorig jaar leerde om de regels bij mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en meervoud toe te passen
Slide 17 - Slide
3e naamval = meewerkend voorwerp
Ik geef de man een cadeau
ik = onderwerp = 1e naamval
de jongen = meewerkend voorwerp = 3e naamval
een cadeau = lijdend voorwerp = 4e naamval
Ich gebe dem Mann ein Geschenk
aan wie / voor wie ?
Slide 18 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik heb voorde moedereen krant gekocht
Slide 19 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich habe der Muttereine Zeitung gekauft
[onderwerp] [meew. vw] [lijdend vw]
1e 3e 4e
Slide 20 - Slide
Zoals de der-Gruppe:
dies-,
welch-,
jed-,
manch-,
enz.
Zoals de ein-Gruppe:
mein-,
dein-,
sein-,
enz.
(alle bezittel.
vnw.)
Slide 21 - Slide
Was für ein Geschenk hast du (de vrouw)................. gekauft?
A
die Frau
B
der Frau
C
den Frau
D
Das Frau
Slide 22 - Quiz
Deine Ärztin hat (het kind) ........... ein Antibiotikum verschrieben.
A
der Kind
B
den Kind
C
das Kind
D
dem Kind
Slide 23 - Quiz
Melina hat (mijn) .......... Friseur(m) zu viel bezahlt.
A
mein
B
meinem
C
meiner
D
meinen
Slide 24 - Quiz
Sie können (de) Arzthelfer Ihr Rezept geben.
A
dem
B
der
C
dir
D
den
Slide 25 - Quiz
3 VWO Aufgaben
Gebruik bij de Grammatik altijd het schema op blz. 29
Aufgabe 1, 2, 3
Slide 26 - Slide
Nächste Stunde
HAVO: schreiben zum Kommunizieren
Aufgabe 5, 6, 7
VWO: Gespräche zwischen Jugendlichen
Aufgabe 4, 6, 8, 9
Slide 27 - Slide
Programm
Rückblick
Schreiben 3 HAVO
Hören 3 VWO
Aufgabe
Slide 28 - Slide
Rückblick
Was machten wir letztes Mal?
Schritt 20 für HAVO
Schritt 3 für VWO
Slide 29 - Slide
Schreiben 3 HAVO
Vinden leerlingen vaak het moeilijkste onderdeel
Voordeel bij schrijven: je kan altijd verbeteren
Nadeel bij schrijven: je kan altijd verbeteren
Doel: boodschap over laten komen
Nodig: vocabulaire + zinnen
Tip: zoek woorden op die niet weet
Tip: let niet op naamvallen -> let wel op werkwoorden
Slide 30 - Slide
Aufgaben 3 HAVO
Aufgabe 5
Aufgabe 6
Aufgabe 7
Slide 31 - Slide
3 VWO
Was lerntet ihr gestern?
Slide 32 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
3e naamval ➔ meewerkend voorwerp
vraag: “aan wie/ voor wie” ? = meewerkend voorwerp
Ik heb voorde moedereen krant gekocht
Slide 33 - Slide
Ontleden (net als in het Nederlands)
Ich habe der Muttereine Zeitung gekauft
[onderwerp] [meew. vw] [lijdend vw]
1e 3e 4e
Slide 34 - Slide
Sie können (de) Arzthelfer Ihr Rezept geben.
A
dem
B
der
C
dir
D
den
Slide 35 - Quiz
Was für ein Geschenk hast du (de vrouw)................. gekauft?
A
die Frau
B
der Frau
C
den Frau
D
Das Frau
Slide 36 - Quiz
Melina hat (mijn) .......... Friseur(m) zu viel bezahlt.