Oefening/quizleesvaardigheid1-2-3

Quiz.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Quiz.

Slide 1 - Slide

Woordraadstrategie

SOFT wordt SOVTD

HIER KOMT DE VRAAG:

Slide 2 - Slide

Welke vijf woordraadstrategieën ken je?

Slide 3 - Open question

BAM!

De eerste punten

zijn binnen!

Of niet?

Volgende vragen gaan over signaalwoorden en tekstverbanden.

Slide 4 - Slide

Ofschoon Hans eigenlijk Hans Eduard Marie heet, wordt hij gewoon Hans genoemd. Ofschoon.....
A
Geeft een opsomming aan.
B
Geeft oorzaak-gevolg aan.
C
Geeft een tegenstelling aan.
D
HUH?

Slide 5 - Quiz

Zowel Charly Chaplin als Monty Python inspireren hem.
Zowel...als..... geven een..
A
opsomming aan
B
voorbeeld/toelichting aan
C
redengevend verband aan
D
samenvatting aan

Slide 6 - Quiz

Doordat zijn vriend Roland overleed, ging hij alleen verder.
Doordat geeft een.....
A
chronologisch verband aan
B
concluderend verband aan
C
oorzakelijk verband aan
D
opsommend verband aan

Slide 7 - Quiz

Hoe gaat het eigenlijk?

Lukt het een beetje?

kun je het?


En doorrrrr.....

Ook speelde Hans mee in Jiskefet.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Toch
Daardoor
Want
Om...te
Sleep de tekstverbanden naar de bijpassende signaalwoorden. 
Tegenstellend verband
Oorzakelijk verband
Redengevend verband
Doel - middel

Slide 10 - Drag question

In een tekst geeft een kernzin het onderwerp van een alinea aan.
A
klopt
B
onjuist
C
wah?

Slide 11 - Quiz

Als je kernzinnen markeert, ontdek je de grote lijn van een tekst.
A
Dat is zo
B
Nee, je ziet dan detail
C
Dit gaat me te ver....

Slide 12 - Quiz

Schrijfdoelen!
A-I-O

Slide 13 - Slide


timer
0:10
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
activeren

Slide 14 - Quiz

Welk (voornaamste) schrijfdoel heeft een beschouwing?
A
Amuseren
B
Opiniëren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 15 - Quiz

De hoofdgedachte is een afweging. De schrijver kan een eigen mening hebben, maar dringt dat niet op. Hij zet mij aan het denken. Hoort bij...
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Opiniëren
D
Informeren

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

De hoofdgedachte is een mening. De tekst is subjectief. Ik wil dat je mijn standpunt deelt. Dit is.....
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Opiniëren
D
Instrueren

Slide 18 - Quiz

Sleep de juiste tekstdoelen naar de tekstsoorten.
Overtuigen
informeren
opiniëren 
Uiteenzetting
Beschouwing
Betoog

Slide 19 - Drag question

De schrijver wil iets bereiken, iets doen. Nut.
Ik zie iets en DAAROM ga ik iets schrijven.
Volgende vragen gaat over de structuur van de tekst en de functiewoorden.

Slide 20 - Slide

"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 21 - Quiz

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 22 - Quiz

1

Slide 23 - Video

00:49
Ik beschrijf iets feitelijks over een verschijnsel of ontwikkeling. Dit noem je een...
A
uitwerking
B
constatering
C
anekdote
D
stelling

Slide 24 - Quiz

In de inleiding staat mijn stelling. In het middenstuk mijn argumenten, tegenargumenten en weerlegging. Dit is.....
A
Verklaringsstructuur
B
Aspectenstructuur
C
Verleden-heden-toekomststructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 25 - Quiz

1

Slide 26 - Video

01:07
In de inleiding introduceer ik het onderwerp & in het middenstuk beschrijf ik de verschillende onderdelen van het onderwerp. Dit hoort bij....
A
Vraag/antwoord- structuur
B
Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur
D
Argumentatiestructuur

Slide 27 - Quiz

Je kunt het!
Veel succes!
Oefen en leer!
Veel plezier in de Can-week.
Nog vragen?

Slide 28 - Slide