This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Leesvaardig (Nieuw Nederlands)
De alinea (paragraaf 3)
tekstverbanden (paragraaf 4)
Slide 1 - Slide
Leerdoel
Herkennen veel voorkomende tekststructuren;
opbouw alinea's: herkennen kernzin
Herkennen tekstverbanden:
tussen alinea's;
tussen zinnen;
tussen deelzinnen.
Slide 2 - Slide
Tot nu toe
- indeling tekst
- vaste tekststructuren
Slide 3 - Slide
Veel voorkomende tekststructuren:
argumentatiestructuur
aspectenstructuur
probleem/oplossingstructuur
verklaringsstructuur
verleden/heden(/toekomst)structuur
voor- en nadelenstructuur
vraag/antwoordstructuur
Slide 4 - Slide
Alinea en kernzin
Alinea:
Elke tekst is ingedeeld in alinea's.
Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid met één deelonderwerp.
Kernzin:
de zin die het belangrijkste (de hoofdgedachte) van een alinea weergeeft;
staat meestal aan het begin of aan het eind van de alinea: de rest van de alinea is een uitwerking (een verduidelijking of toelichting).
Bij langere alinea´s staat de kernzin vaak na een overgangszin. De kernzin is dan de tweede zin van de alinea.
Slide 5 - Slide
Functie van een alinea
Een tekst heeft een bepaalde structuur.
Binnen die structuur is een tekst opgebouwd uit met elkaar samenhangende tekstdelen, alinea's.
Die tekstdelen hebben een bepaalde functie.
Slide 6 - Slide
Functiewoorden
De functie van een tekstdeel/alinea kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.
Slide 7 - Slide
Aanbeveling
Aanleiding
Constatering
Probleemstelling
Uitwerking
Verklaring
Afweging
Anekdote
Definitie
Nuancering
Tegenwerping
Vraagstelling
Functiewoorden
Slide 8 - Slide
Functiewoorden
Slide 9 - Slide
Welk functiewoord past bij deze omschrijving? De schrijver geeft goede raad in een tekstdeel en doet bijvoorbeeld een suggestie voor de oplossing van een probleem.
A
Constatering
B
Uitwerking
C
Aanbeveling
D
Aanleiding
Slide 10 - Quiz
Welk functiewoord past bij deze omschrijving? De schrijver geeft aan over welk probleem (een deel van) zijn tekst gaat. Hij benoemt en omschrijft dat probleem.
A
Uitwerking
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Probleemstelling
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Wat is het bijbehorende functiewoord?
A
Aanbeveling
B
Aanleiding
C
Constatering
D
Verklaring
Slide 13 - Quiz
Theorie
Paragraaf 4: Tekstverbanden
(blz. 37-39)
Slide 14 - Slide
Wat zijn tekstverbanden?
De zinnen in een tekst staan met elkaar in verband. Een aantal samenhangende zinnen vormt een alinea. De verbanden tussen alinea’s onderling, tussen zinnen onderling herken je vaak aan signaalwoorden.
Bij een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's dus met elkaar samen.
Dit noemen we tekstverbanden.
Slide 15 - Slide
Opdracht
Bestudeer 1,5 minuut blz. 37
Daarna boeken dicht
Maak de volgende sleepvragen!
Zet de juiste signaalwoorden bij de juiste tekstverbanden
Per sleepvraag krijg je een minuut.
Slide 16 - Slide
Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.
timer
1:00
Opsommend verband
Tegenstelling
Oorzaak gevolg
Chronologie
daardoor
maar
tevens
evenwel
eerst
ten slotte
doordat
dat kwam door
vroeger
echter
toen
verder
Slide 17 - Drag question
Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.
timer
1:00
toelichtend verband
voorwaardelijk verband
vergelijkend verband
redengevend verband
evenals
mits
zo
als
namelijk
neem nou
net zo als
omdat
tenzij
want
bijvoorbeeld
Slide 18 - Drag question
Sleep de signaalwoorden naar de juiste tekstverbanden.
timer
1:00
Doel-middel verband
Toegevend verband
samenvattend verband
Concluderend verband
daarvoor
ook al
kortom
dus
al met al
weliswaar
met andere woorden
samengevat
daarom
ofschoon
door ... te
om te ...
Slide 19 - Drag question
Slide 20 - Slide
Huiswerk voor 2 februari
Leer paragraaf 4: 'Tekstverbanden'
Maak opdracht 4 p. 37-39 Tekstverbanden
Slide 21 - Slide
Huiswerkcontrole
Het huiswerk voor vandaag:
Opdracht 3, blz. 33 t/m 36 maken
Paragraaf 4: 'Tekstverbanden' (blz. 37) doornemen
Slide 22 - Slide
Vraag 1: Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 23 - Open question
Vraag 7: Met welke alinea begint 'Verslaafde hersenen'?
Slide 24 - Open question
Vraag 13: Wat is de kernzin van alinea 5?
Slide 25 - Open question
Vraag 14: Wat is de kernzin van alinea 6?
Slide 26 - Open question
Vraag 18
Maak de nu volgende sleepvraag met behulp van je antwoorden
Slide 27 - Slide
Onze hersenen raken verslaafd aan veel impulsen, afleiding en snelle behoeftebevrediging.
Ons brein weet alleen nog maar raad met korte flitsen.
Onze hersenen veranderen.
We gebruiken internet / sociale media.
A
B
C
D
Slide 28 - Drag question
Vraag 20: Wat is de kernzin van alinea 13?
Slide 29 - Open question
vraag 23: Welke soort afsluiting gebruikt de auteur?
A
een aanbeveling
B
een afweging
C
een conclusie
D
een samenvatting
Slide 30 - Quiz
Welke drie belangrijke tekstsoorten ken je?
Slide 31 - Open question
Sleep de juiste tekstdoelen naar de tekstsoorten.
Lezers overtuigen van jouw standpunt.
Objectieve, informerende tekst
opiniërende tekst, lezers laten nadenken en een mening vormen
Uiteenzetting
Beschouwing
Betoog
Slide 32 - Drag question
Extra uitleg
Kijk de volgende video voor extra uitleg.
Slide 33 - Slide
www.youtube.com
Slide 34 - Link
Huiswerk
Paragraaf 3: 'De alinea'
Maak opdracht 3, blz. 33 t/m 36
Lees paragraaf 4: 'Tekstverbanden' (blz. 37), lesstof volgende week dinsdag.