H4 Proefwerk voorbereiden

H4 Proefwerk voorbereiden
4.1
4.2
4.3
4.4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NedMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H4 Proefwerk voorbereiden
4.1
4.2
4.3
4.4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

1.
2.
3.
4.
5.
6.
Stappenplan zinsontleding
Persoonsvorm
Lijdend voorwerp
Onderwerp
Bijwoordelijke bepaling
Meewerkend voorwerp
Gezegde

Slide 2 - Drag question

Hoe vinden we deze zinsdelen in een zin? Welke vragen stellen we?
De meester    moet     haar     de taalles     uitleggen
onderwerp
lijdend
voorwerp
meewerkend voorwerp
pv/gezegde

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

Mijn moeder

geeft

mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin met één persoonsvorm
B
Een zin met meerdere persoonsvormen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Enkelvoudige of samengestelde zin?
'Ik ga morgen naar de kapper.'
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 7 - Quiz

Het onderwerp (ik) staat naast de persoonsvorm (ga).
Wat zijn samengestelde zinnen?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school heeft door corona veel lesuitval.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat een GEEN samengestelde zin?
A
Iedereen is er, dus we kunnen beginnen.
B
Mara gaat het liefst meteen na schooltijd sporten.
C
Neem je appels mee, als je naar de markt staat?
D
Terwijl Gijs muziek luistert, maakt hij zijn huiswerk.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

ik
mij
jouw
jou
hij
hem
haar
haar
wij
ons
jullie
jullie
zij
hun
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
mijn
zijn
ons/onze
hun
jij
zij
jullie

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de woorden in het juiste  vak, let goed op!
Vragend voornaamwoorden
Geen vragend voornaamwoord
Wie
Wat
Waar
Hoe
Welke
Wat voor
Wanneer

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Engelse werkwoorden

Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Opsomming
Voorbeeld

Tegenstelling
Reden / verklaring
Middel-doel
En
Ten eerste
Daarnaast
Bovendien
bijvoorbeeld
zoals
als voorbeeld
maar
Toch
Daarentegen
want
Daarom
Vanwege
Om te
Daarmee
Waarmee

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een leenwoord?
A
Een woord afkomstig uit een andere taal
B
Bijvoeglijke naamwoorden
C
Alleen Engelse woorden die we in Nederland gebruiken
D
Woord waar copyright op zit

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Hoe nu verder?
  • Zorg dat je alle opdrachten van H4 gemaakt hebt (dan heb je al veel geoefend)
  • Maak de zelftoetsen online
  • Neem deze lessonup nog een keer goed door
  • Lees alle gele theorieblokken nog een keer goed door 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions