Les 1.2.1 De chemische hoeveelheid

Les 1.1.2 Atoombouw en periodiek systeem
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 1.1.2 Atoombouw en periodiek systeem

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken: 4, 8, 9, 10 en 11(vanaf blz 22)
  • 1.2 De chemische hoeveelheid
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven)

Slide 2 - Slide

Nakijken: 4, 8, 9, 10 en 11 
(vanaf blz 22)

Slide 3 - Slide

4
  • a) valentie-elektronen
  • b) Magnesium heeft atoomnummer 12 (Binas tabel 99) en heeft dus ook 12 elektronen.
  • K-schil: 2
  • L-schil: 8
  • M-schil: 2
  • Uit de elektronenconfiguratie volgt dat er 2 elektronen in de buitenste schil zitten. Er zijn dus 2 valentie-elektronen.

Slide 4 - Slide

4
  • c) Een magnesiumatoom is een metaalatoom. Metaalatomen staan elektronen af om de edelgasconfiguratie te bereiken.

Slide 5 - Slide

8
  • a) De elementen zijn gerangschikt op atoomnummer en chemische eigenschappen.
  • b) groepen
  • c) perioden
  • d) groep 17
  • e) groep 18
  • f) Dit is het element mendelevium, Md, met atoomnummer 101.

Slide 6 - Slide

9
  • a) 2 Na(s) + F2(g) → 2 NaF(s)
  • b) Natrium heeft één valentie-elektron en fluor heeft zeven valentie-elektronen.
  • c) Als natrium een elektron afstaat, wordt de vorige schil de buitenste schil die acht elektronen bevat. Als fluor een elektron opneemt, heeft het ook acht elektronen in de buitenste schil. Beide atomen krijgen door de reactie met elkaar dus de edelgasconfiguratie.

Slide 7 - Slide

9
  • d) 

Slide 8 - Slide

10
  • a) 1H1H16O, 1H2H16O en 2H2H16O. Beide isotopen van waterstof kunnen voorkomen.
  • b) 1 × 16,00 + 2 × 1,008 = 18,02 u 
  • 1 × 16,00 + 1 × 1,008 + 1 × 2,014 = 19,02 u 
  • 1 × 16,00 + 2 × 2,014 = 20,03 u
  • c) Zwaar water is water met relatief veel deuteriumatomen. Deuteriumatomen hebben een grotere relatieve molecuulmassa dan 18,02 u, dus zwaar water heeft een hogere dichtheid en is per liter dus zwaarder.

Slide 9 - Slide

11
  • a) Bismut heeft 83 protonen, zink heeft 30 protonen. Wanneer deze kernen fuseren, zijn er dus 113 protonen. Het aantal protonen geeft het atoomnummer weer, dus uit de fusie van een bismutkern en een zinkkern ontstaat een deeltje met atoomnummer 113.
  • b) Uit het atoomnummer is af te leiden dat er 113 protonen in de kern zitten. Het massagetal is 286. Er zijn 286 − 113 = 173 neutronen in de kern.
  • (Elektronen zitten niet in de kern, dus die worden hier niet besproken.)

Slide 10 - Slide

11
  • c) in groep 2, periode 8
  • d) Omdat het element in groep 2 staat, is de verwachting dat het ook twee valentie-elektronen bezit. Elementen in dezelfde groep vertonen dezelfde eigenschappen

Slide 11 - Slide

Leerdoelen 1.2
  • 1.2.1 Je kunt rekenen met de molaire massa en het getal van Avogadro.
  • 1.2.2 Je kunt rekenen met dichtheid.

Slide 12 - Slide

mol (voorbeeld voor logisch maken)
  • 1 dozijn NH3-moleculen komt overeen met 12 NH3-moleculen.
  • In 1 dozijn NH3-moleculen (12 stuks) bevinden zich 1 dozijn N-atomen (12 stuks) en 3 dozijn H-atomen (3 × 12 = 36 stuks).
  • De verhouding =  NH3-moleculen : N-atomen : H-atomen 
  •                                 =          1                         :             1         :        3

Slide 13 - Slide

mol (voorbeeld voor logisch maken)
  • 1 dozijn mol NH3-moleculen komt overeen met 6,02∙1023                         NH3-moleculen.
  • In 1 dozijn mol NH3-moleculen (6,02∙1023 stuks) bevinden zich 1 dozijn mol N-atomen (6,02∙1023 stuks) en 3 dozijn mol waterstofatomen (3 × 6,02∙1023 = 18,06∙1023 stuks).
  • De molverhouding =  NH3-moleculen: N-atomen : H-atomen 
  •                                         =          1                         :             1         :        3

Slide 14 - Slide

mol
  • N = n ∙ NA
Hierin is:
  • N het aantal deeltjes;
  • n de chemische hoeveelheid in mol (mol);
  • NA het getal van Avogadro, 6,02∙1023 deeltjes per mol (mol−1).

Slide 15 - Slide

mol
  • Avogadro heeft het aantal deeltjes dat zich in één mol bevindt niet zomaar gekozen. Het is precies het aantal u dat in één gram past:

Slide 16 - Slide

mol
  • Dit betekent dat als je 1,00 mol koolstofatomen afweegt, met Ar(C) = 12,01 u, de weegschaal 12,01 g zal aangeven. 
  • De relatieve massa van een atoom of molecuul in u komt dus overeen met de massa van één mol stof in gram. 
  • Met andere woorden: de relatieve molecuulmassa Mr in u is gelijk aan de molaire massa M in gram per mol.

Slide 17 - Slide

mol
  • m = n ∙ M     of
Hierin is:
  • m de massa van de stof in gram (g);
  • n de chemische hoeveelheid in mol (mol);
  • M de molaire massa in gram per mol (g/mol) (binas tabel 98, of zelf uitrekenen tabel 99)

Slide 18 - Slide

Voorbeeldopdracht 1
Een mens ademt per uur ongeveer 33 g koolstofdioxide uit.
Bereken de chemische hoeveelheid van 33 g koolstofdioxide.

Slide 19 - Slide

antwoord voorbeeldopdracht 1
Een mens ademt per uur ongeveer 33 g koolstofdioxide uit.
Bereken de chemische hoeveelheid van 33 g koolstofdioxide.

Slide 20 - Slide

Maken: 1a, 2, 3 

Slide 21 - Slide

dichtheid

Slide 22 - Slide

dichtheid

Hierin is:
  • ρ de dichtheid in kilogram per kubieke meter (kg m−3);
  • m de massa van de stof in kilogram (kg);
  • V het volume van de stof in kubieke meter (m3).

Slide 23 - Slide

dichtheid

Slide 24 - Slide

dichtheid
Bereken met behulp van Binas tabel 11 en 98 het volume van 2,0 mol ethanol, C2H6O(l), in milliliter (mL).

Slide 25 - Slide