Verkleinwoorden

Verkleinwoorden
Vandaag oefenen we verkleinwoorden van zelfstandige naamwoorden
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verkleinwoorden
Vandaag oefenen we verkleinwoorden van zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel: 
Ik kan verkleinwoorden met -je, -tje, -pje  schrijven.

Slide 3 - Slide

Uitleg
Dit is hetzelfde:
de kleine kaart = het kaartje
de kleine envelop = het envelopje
Bij verkleinwoorden hoort het woordje 'het'. 

Slide 4 - Slide

tasje lampje lammetje stoeltje
-je
lampje 
aapje 
voetje
 

-pje
bloempje
stormpje
armpje

-tje
peertje
kamertje
broertje 

Slide 5 - Slide

timer
1:00
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.

Slide 6 - Mind map

Wat is het goede  verkleinwoord?

1. de bus                    de kleine bus - het busje - de bussen
2. de brief             het briefje - de brieven p- de kleine brief
3. het pakket         de pakketten - het pakketje - het kleine pakket

Slide 7 - Slide

Schrijf het verkleinwoord op:
de ansichtkaart

Slide 8 - Open question

Schrijf het verkleinwoord op:
de brievenbus

Slide 9 - Open question

Schrijf het verkleinwoord op:
de postzegel

Slide 10 - Open question

Schrijf het verkleinwoord op:
de kaart

Slide 11 - Open question

Schrijf het verkleinwoord op:
het bericht

Slide 12 - Open question

Schrijf het verkleinwoord op:
de envelop

Slide 13 - Open question

-tje
-etje

-je
-pje
spin
clown
eend
koning
bloem
peer
bril
riem

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Slide