week 50

lees je boek
leg je laptop en werkboek op de hoek van de tafel
timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

lees je boek
leg je laptop en werkboek op de hoek van de tafel
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Blz 102 E writing and grammar ; Grammar 4

Slide 3 - Slide

Verleden in een verleden
Er zijn 2 acties in het verleden, de eerste actie krijgt een past perfect, de tweede actie een past simple.
Je maakt een past perfect met 'had' gevolgd door een voltooid deelwoord. (ww+ed of 3e rijtje onregelmatige werkwoorden).
He left the house after he had done the dishes.
We had missed the bus before we biked to school .

Slide 4 - Slide

Let op!!
Wanneer je een past perfect moet maken met een vorm van 'have', volg je de regels zoals je ze hebt geleerd: 'had' gevolgd door het voltooid deelwoord van 'have'.
He had had a few beers before he left the house.
They threw up after they had had the party.

Slide 5 - Slide

Before they ..... (go) to Paris, they ......... (train) hard.

Slide 6 - Open question

Her coach ..... (get) mad because she ...... (miss) her training.

Slide 7 - Open question

When she ....... (arrive) in Paris, she ..... (check) into the hotel at once.

Slide 8 - Open question

When Shireen ..... (join) the team, she ....... (already / play) in another team.

Slide 9 - Open question

After she ........ (sign) a contract, she started her training again.

Slide 10 - Open question

huis/flex werk voor donderdag
  • 🖳 Slim stampen grammar 4a & 4b
  • Maken blz 103 (oef 27c & 28)
  • (🖳) Oefenen vocabulary A/C/F/G

Slide 11 - Slide

Welcome back!

Slide 12 - Slide

lees je boek
leg je laptop en werkboek op de hoek van de tafel
timer
10:00
huiswerk af???

Slide 13 - Slide

Prepositions (grammar 5)
Prepositions zijn voorzetsels. 

Wie weet wat voorzetsels zijn?

Slide 14 - Slide

Prepositions of time and place
 Voorzetsels noemen we ook wel de 'kast woorden'.

We gaan het nu hebben over de voorzetsels die te maken hebben met wanneer of waar iets gebeurd ('time and place')


Slide 15 - Slide

Prepositions of time
- Geeft aan wanneer iets gebeurd
'on': dagen en datums/data
I have a game on Saturday.
In: maanden, jaren, seizoenen en specifieke delen van de dag
I woke up in the afternoon.
At: tijden en feestdagen
I saw my aunt at Christmas.

Slide 16 - Slide

maken
opdr 29 
slim stampen grammar 4 & 5
oefenen voor het SO: vocabulary A/C/F/G

SO dinsdag:
10 woorden letterlijk vertaald (Ned-Eng)
5 Engelse woorden waar je een zin mee maakt

Slide 17 - Slide