M1 SS7 Chapter 4 I, writing, revision, SO

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome Mavo 1A

Welcome Mavo 1C

Stepping Stones Chapter 4

PTO2 - Week 6 - lesson 1

Today's mission:

• Homework check
• writing

Homework Vocabulary: Theme Words chapter 4

De volgende vraag is een sleepvraag. 

Je moet er minstens 4 goed hebben!

gebouw

platteland

kruispunt

naast

plein

tegenover

across

square

countryside

building

next to

crossroads

Writing 

Je krijgt zo een schrijfopdracht. 

Bespreek met je buurman/buurvrouw de criteria (voorwaarden) en zorg dat iedereen begrijpt wat hij/zij moet doen. 

Iedereen schrijft zijn of haar eigen zin op. 

Bespreek met elkaar de zinnen (1 voor 1) en noteer welke criteria niet gehaald worden. 

Writing

Write one sentence:

criteria: 

1 - Use at least 7 words.

2 - Use the present simple (feiten/regelmatigheden).

3 - Use one name/person in your sentence.

4 - Use capitals  & punctuation correctly.

Writing 

Als het goed is, is je zin geschreven en besproken. 

Verbeter nu de zin, zodat je WEL aan alle criteria voldoet. 

Lever je blaadje bij mij in. 

Homework

Make/finish:

-

Study:

Grammar 12, page 42

PTO2 - week 6 - lesson 2

Today's mission:

• Homework check
• You can form and use the present continuous in sentences. 

Writing & Grammar 54a - p. 42

https://youtu.be/G6Ob1BfVqj8?t=27

Writing & Grammar 54b - p. 42

uitleg Present Continuous

https://youtu.be/UuRFQT5v6mw

Present Continuous

Je gebruikt de present continuous dus om aan te geven dat iets NU aan de gang is. 

Je maakt de present continuous door am/are/is + werkwoord + ing te gebruiken. 

voorbeeld: I am teaching English. 

Writing & Grammar 55 - page 43

Writing & Grammar 56 - page 43

Make the correct form of the present continuous. 

Use the verbs in brackets. 

(Deze opdracht staat ook in je boek)

1. Hey Ann, where are you? I ___ (to wait) for you on the second floor.

1. am waiting
2. is waiting
3. wait
4. waits

2. Hi Tina, I'm with Betty. Do you remember her? She ___ (to stay) with me this weekend.

1. am staying
2. is staying
3. stays
4. stay

3. Jack? No, he ___ (to study)

1. am studying
2. is studying
3. studies
4. study

4. Ok, I ___ (to walk) back to the entrance now.

1. am walking
2. is walking
3. walks
4. walk

Writing & Grammar 56 - page 43

Make the correct form of the present continuous. 

Use the verbs in brackets.

(Deze opdracht staat ook in je boek)

5. Hurry, the shop ___ (to close) early because....

6. ...because the mayor ___ (to come) to town today!

7. Wow, what ___ (to happen) in town today? Maybe we can get a selfie with her.

Homework

Make/finish:

-

Study:

Grammar chapter 4 (NIET imperative)

Vocabulary chapter 4

PTO2 - week 6 - lesson 3

Today's mission:

• Grammar Revision chapter 4

NUMO Engels

Vergeet niet je opdrachten in NUMO te maken. 

De laatste keer van het jaar!

What do you remember about the articles?

Articles

In het Engels heb je de volgende lidwoorden: 

the / a / an

1. the betekent de/het en kan altijd gebruikt worden. 

2. a betekent een en wordt gebruikt bij woorden die met een medeklinkerklank beginnen.

3. an betekent een en wordt gebruikt bij woorden die met een klinkerklank beginnen. 

A

AN

tower

horse

elephant

present

hour

book

invitation

banana

1. a
2. an

apple

1. a
2. an

game

1. a
2. an

avatar

1. a
2. an

European

1. a
2. an

X-ray

1. a
2. an

university

1. a
2. an

hour

1. a
2. an

I can use articles.

1. Yes, I can
2. No, I can't
3. Yes and no, I can use some but not all

What do you remember about the present continous?

Present Continuous

Je gebruikt de present continuous dus om aan te geven dat iets NU aan de gang is. 

Je maakt de present continuous door am/are/is + werkwoord + ing te gebruiken. 

voorbeeld: I am teaching English. 

Present continous

Opdracht: Maak of kies bij de volgende zinnen de juiste vorm van de Present Continous. 

We ... the dishes right now.

1. are doing
2. am doing
3. are do
4. is doing

Look! They ... him his present.

1. are give
2. is giving
3. are giving
4. were giving

He ___ (to play) videogames with friends.

Hannah ___ (to watch) a film.

My parents ___ (to sweep) the street right now.

I can make & use the present continuous.

1. Yes, I can
2. No, I can't
3. A little bit.

Homework

Make/finish:

-

Study:

SO:

Grammar chapter 4 (NIET imperative)

Vocabulary chapter 4

PTO2 - week 6 - lesson 4

Today's mission:

• SO
• NUMO

SO chapter 4

- Log in bij Testfox

- Maak het hele SO

- Ga daarna werken in NUMO Engels

- begin bij 'start' en maak het werk dat daar staat (Grammar, Reading, Words)

Homework

Make/finish:

-

Study:

-