K1 SS7 Chapter 4 I, Revision Grammar voor SO

Welcome ZK1A
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome ZK1A
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond

Slide 1 - Slide

Welcome ZK1C
STARTKLAAR?
  • Ga op je plek zitten
  • Doe je jas uit
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Oortjes uit 
  • Boek en etui op tafel
  • Tas op de grond

Slide 2 - Slide

PTO 4 - Week 5 - les 1
Today's mission:
  • Writing & Grammar

Slide 3 - Slide

Proefwerk 4
NUMO: 3 uur
(half uur per week)
woordenboek ENG-NL

Slide 4 - Slide

Today's mission
You can write about what is happening right now 
(the present continuous) 

Slide 5 - Slide

Writing & Grammar 55a- page 42



Slide 6 - Slide

Writing & Grammar 55b- page 42



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Present Continuous








voorbeeld: I am teaching English. 
Je gebruikt de present continuous om aan te geven dat iets NU aan de gang is
Je maakt de present continuous door am/are/is + werkwoord + ing te gebruiken. 

Slide 9 - Slide

Oefenen met de present continuous in LessonUp


Slide 10 - Slide

Writing & Grammar 56 - page 43



Slide 11 - Slide

1. Hey Ann, where are you? I ___ (to wait) for you on the second floor.
A
am waiting
B
is waiting
C
wait
D
waits

Slide 12 - Quiz

2. Hi Tina, I'm with Betty. Do you remember her? She ___ (to stay) with me this weekend.
A
am staying
B
is staying
C
stays
D
stay

Slide 13 - Quiz

3. Jack? No, he ___ (to study)
A
am studying
B
is studying
C
studies
D
study

Slide 14 - Quiz

4. Ok, I ___ (to walk) back to the entrance now.
A
am walking
B
is walking
C
walks
D
walk

Slide 15 - Quiz

5. Hurry, the shop ___ (to close) early because....

Slide 16 - Open question

6. ...because the mayor ___ (to come) to town today!

Slide 17 - Open question

Can you use the present continuous?

Slide 18 - Slide

Writing & Grammar 57 - page 43 (=homework)



Slide 19 - Slide

Writing & Grammar 58 - page 44 (=homework)



Slide 20 - Slide

blooket
vocabulary chapter 4

Slide 21 - Slide

Homework
Study:
Grammar chapter 4, p. 51 
Vocabulary chapter 4p. 48/49
Do:
Exercise 57 & 58, page 43/44


Slide 22 - Slide

PTO 4 - Week 5 - les 2
Today's mission:
  • Homework check
  • Revision Grammar
  • Start reading for book assignment

Slide 23 - Slide

Writing & Grammar 57 - page 43 (=homework)



Slide 24 - Slide

Writing & Grammar 58 - page 44 (=homework)



Slide 25 - Slide

Today's mission
Grammar Revision for SO

Slide 26 - Slide

What do you remember about the present continous?

Slide 27 - Mind map

Present Continuous

Je gebruikt de present continuous dus om aan te geven dat iets NU aan de gang is. 

Je maakt de present continuous door am/are/is + werkwoord + ing te gebruiken. 

voorbeeld: I am teaching English. 


Slide 28 - Slide

Present continous

Opdracht: Maak of kies bij de volgende zinnen de juiste vorm van de Present Continous. 


Slide 29 - Slide

We ... the dishes right now.

A
are doing
B
am doing
C
are do
D
is doing

Slide 30 - Quiz

Look! They ... him his present.
A
are give
B
is giving
C
are giving
D
were giving

Slide 31 - Quiz

He ___ (to play) videogames with friends.

Slide 32 - Open question

Hannah ___ (to watch) a film.

Slide 33 - Open question

My parents ___ (to sweep) the street right now.

Slide 34 - Open question

I can understand and use: the present continuous
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

What do you remember about the imperative?

Slide 36 - Mind map

When do you use imperatives?

Slide 37 - Slide

Wat zijn goede voorbeelden van een imperative?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Pick up that book.
B
Don't mess it up.
C
I like to dance in my room.
D
She sang in front of her parents.

Slide 38 - Quiz

1. Imperatives:
Zeg dat iemand NIET mag rennen.
A
Don't run!
B
don't run!
C
Run!

Slide 39 - Quiz

2. Imperatives:
Zeg dat iemand stil moet zijn.


A
Don't be quiet!
B
Be quiet!
C
Be quite!

Slide 40 - Quiz

3. Imperatives:
Zeg dat je NIET mag roken.

Slide 41 - Open question

4. Imperatives:
Zeg dat je een mondkapje (face mask) moet dragen (to wear).

Slide 42 - Open question

I can understand and use: imperatives
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

Book Assignment
K1A: Girl on a Motorcycle
K1C: The Thirteenth character

Slide 44 - Slide

Homework
Study for SO:
vocabulary A, C, F & G, page 48/49
Grammar 11 & 12, page 28/42/51

Slide 45 - Slide