Hoofdstuk 4, Woorden

Nederlands

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands!

Benodigdheden:
  • Leesboek
  • Werkboek en schrift
  • Online methode 


timer
1:30

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
7:00
Hoofdstuk 13,14

Slide 3 - Slide

Programma:
  • Lezen
  • Woorden uitleg
  • Check je kennis
  • Zelfstandig werken
Leerdoelen komende periode:

  • Ik kan mij concentreren op een verhaal; 
  • Ik weet hoe ik aantekeningen kan maken om een verhaal/ uitleg of filmpje te kunnen navertellen.
  • Ik weet wanneer ik - als of - dan gebruik



Inhaalwerk:

Aaron: betoog
Najim: betoog, boekenkaft
Litanja: proefwerk

Algemeen inhaalmoment 29-30 januari

Slide 4 - Slide

Woorden 4.5 - Als/ dan
Maak aantekeningen in je schrift

Slide 5 - Slide

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 6 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

veel
A
veel, veler, veelst
B
veel, meer, meest

Slide 7 - Quiz

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van...?

veel
A
veel, meer, meest(e)
B
meer, minder, meest(e)
C
veel. meest(e), meer
D
veel, meest(e), minst

Slide 8 - Quiz

Hij is groter .... ik.
A
dan
B
als

Slide 9 - Quiz

Hij is net zo lui .... ik.
A
dan
B
als

Slide 10 - Quiz

Ik ben groter ... mijn jongere zusje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Het is vandaag warmer ... gisteren.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Jij bent net zo snel ... ik.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Zij lacht vaker ... hij.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

De nieuwe telefoon is duurder ... de oude.
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Hij is precies even lang ... zijn beste vriend.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

Mijn vakantie begint eerder ... die van jou.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quiz

Deze tas is zwaarder ... ik dacht.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quiz

Weektaak woorden
Thema 4,  4.5 Lezen (online methode)
Basisopdrachten
14,15,
Extra opdrachten
1, 3, 4 ,5, 6, 7, 8, 9, 10, 11
Versterk jezelf
Klaaropdrachten
Weektaak lezen afmaken:
(4.3 opdr. 1,2,3,4,5,6,8,10,11,13,14)
huiswerk 03-02 Lezen af zijn
Leesboek H2 t/m 11 
Verkennend lezen
Doel: snel een indruk krijgen van de tekst. Hierdoor weet je een beetje waar de tekst over gaat en onthoud je de rest van de tekst beter. 
Nauwkeurig lezen
Doel; de tekst helemaal lezen om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen
Doel: In een tekst zoeken naar het antwoord op een vraag.
Beeld en opmaak
Een schrijver plaatst zijn tekst niet zomaar op een bladzijde of website. Hij houdt dan rekening met beeld en opmaak: de manier waarop de tekst is vormgegeven. Bijvoorbeeld door:
• de verdeling van de tekst over de bladzijde of website;
• de soort letter en de grootte van letter;
• het gebruik van de kleuren;
• de plaatjes bij de tekst.
Een ander woord voor beeld en opmaak samen is: lay-out.
Vooral in reclamefolders en advertenties zijn beeld en opmaak belangrijk. Hiermee moet de aandacht van de lezer worden getrokken. Veel bedrijven gebruiken altijd dezelfde kleuren en dezelfde soort letters. Ze hebben ook hun eigen logo. Dat is het plaatje waaraan je het bedrijf herkent.
Tekstsoorten en tekstdoelen
Trappen der vergelijking
Met een bijvoeglijk naamwoord kun je dingen vergelijken. Je verandert dan het bijvoeglijk naamwoord met een achtervoegsel. Dit noemen we de trappen van vergelijking.
• snel – sneller – snelst
• blond – blonder – blondst
• mooi – mooier – mooist

Sommige woorden veranderen in de trappen van vergelijking:
• goed – beter – best
• graag – liever – liefst
• veel – meer – meest
• weinig – minder – minst

Slide 19 - Slide

Tekstdoelen

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 20 - Quiz

Tekstdoelen

Een rapport heeft als tekstdoel je ouders te:
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 21 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 22 - Quiz

Tekstdoelen

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video