Les 19 - Redekundig ontleden

Taalkundig ontleden
Redekundig ontleden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Taalkundig ontleden
Redekundig ontleden

Slide 1 - Slide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
De man fietst.

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
De man fietst samen met zijn kinderen naar school.

  • Maak een vraag van de zin. Het werkwoord dat voorop komt te staan is de persoonsvorm.
  • Verander de tijd. Zodra je de tijd verandert in een zin, moet de persoonsvorm meeveranderen.
  • Verander het onderwerp van de zin. Zodra je het onderwerp van de zin verandert van enkelvoud naar meervoud of andersom, dan moet de persoonsvorm meeveranderen.
 

Slide 3 - Slide

Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Ariana Grande treedt vanavond op in de Ziggo Dome in Amsterdam.

Slide 4 - Slide

Wat is het onderwerp van een zin?
  • Het onderwerp is datgene waarover iets wordt gezegd. 
  • In het donker sluipt een inbreker. Waar gaat het over
  • Antwoord: Een inbreker. 
  • Truc:  wie of wat plus de persoonsvorm (pv).
  • Wie of wat sluipt? 
  • Antwoord: een inbreker.

Slide 5 - Slide

Voorbeeld
  • De man op de hoek van de straat vertelt vreemde verhalen. 
  • Waar gaat het over?
  • Wat is de persoonsvorm?
  • Wie of wat + de persoonsvorm
  • Onderwerp: De man op de hoek van de straat

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet
  • Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde?
  • De persoonsvorm  en alle andere werkwoorden in een zin

Slide 7 - Slide

Voorbeeld ww gezegde
  • Het bushokje is met opzet beschadigd.
  • ww gezegde: is beschadigd
  • Ik heb vandaag gelopen.
  • ww gezegde: heb gelopen
  •  Ik ben gisteren komen lopen. 
  • ww gezegde: ben komen lopen
  • Onder deze omstandigheden wil ik niet komen.
  • ww gezegde: wil komen 



Slide 8 - Slide

Werkfase
  • Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op pagina 42
  • Noteer de antwoorden in je schrift
  • Je krijgt 20 minuten de tijd
  • We bespreken de antwoorden klassikaal

Slide 9 - Slide

Slotvragen

Slide 10 - Slide

Wat is de
persoonsvorm?

Slide 11 - Mind map

Hoe vind je
het onderwerp?

Slide 12 - Mind map

Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde?

Slide 13 - Mind map