This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
To be:
I was
You were
He/she/it was
We were
They were
Je wilt vertellen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
Je maakt het door: was/were + ww + ing.
- I was doing my homework upstairs.
- They were eating breakfast in the kitchen.
- Past Simple: er staat altijd een 'tijd' in de zin.
- ww + ed of 2e rijtje.
- Het is afgelopen.
- Past Continuous: Het was in het verleden een tijdje aan de gang.
- was/were + ww + ing