Spelling - paragraaf 4 - hoofdletters en leestekens

Spelling
Paragraaf 4
Hoofdletters en leestekens
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Spelling
Paragraaf 4
Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: je kan hoofdletters en leestekens op de juiste manier toepassen.

- Uitleg hoofdletters
- Uitleg leestekens
- Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

Hoofdletters en leestekens
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar.
Het belang van leestekens:
We gingen op reis met de kinderen, die het leuk vonden.
We gingen op reis met de kinderen die het leuk vonden.
Pas op, Bram!
Pas op Bram!
Ik houd van je, lieve vriendin.
Ik houd van je lieve vriendin.
https://speld.nl/2015/03/24/zweedse-onderzoekers-leestekens-overbodig/

Slide 3 - Slide

Hoofdletters
  • Aan het begin van een zin!
Let op: 'Als ik hier druk,' zei hij, 'doet het daar pijn.' 
  • Bij persoonsnamen: Hans van der Zande, Van der Zande.
  • Bij namen van verenigingen, instellingen, bedrijven en diensten.
  • Bij (afleidingen van) aardrijkskundige namen, namen van merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en titels van films en boeken.
  • Met kleine letters schrijf je namen van: soorten, historische periodes, afleidingen van feestdagen, maanden, dagen, jaargetijden, windstreken, religies en afleidingen ervan.

Slide 4 - Slide

Opdracht 1: hoofdletters
1 ’t Is toch wat! Vlak voor Kerstmis is in Londen een aanslag gepleegd.
2 Zo’n lekker Italiaans ijsje op een zonnig terrasje bij Talamini vindt Eline geweldig, maar een glaasje champagne met een stukje roquefort lust ze ook wel.
3 In deze Vlaamse vleeshal, die van maandag tot zaterdag geopend is, doen moslims en katholieken gebroederlijk naast elkaar hun inkopen.
4 Het komt niet vaak voor dat je in Nederland een zonsverduistering meemaakt, maar het sterrenbeeld Cassiopeia is wel altijd te zien.
5 ’s Zomers regent het vaak in Zuid-Zweden.

Slide 5 - Slide

Opdracht 2: hoofdletters
1 Bordeaux - de stad Bordeaux in Frankrijk  | bordeaux - wijn uit de streek rond Bordeaux
2 Joden - leden van het Joodse volk  |  joden - aanhangers van het joodse geloof
3 het Westen - het gebied (de westerse landen)  |  het westen - de windrichting

Slide 6 - Slide

Opdracht 2: hoofdletters
4 Bijbel - het heilige boek van de christenen  - bijbel: een exemplaar vd Bijbel
5 Chinezen - bewoners van China  - chinezen - Chinees eten; heroïnedamp opsnuiven
6 Xantippe - meisjesnaam, onder andere van de (boosaardige) vrouw van de Griekse filosoof Socrates  | een xantippe - kwaadaardige vrouw; haaibaai; helleveeg; feeks

Slide 7 - Slide

Leestekens: punt
  • Aan het eind van de zin
  • Bij afkortingen
Let op:
  • Schrijf afkortingen die als woord worden uitgesproken zonder punten: havo
  • Schrijf maten en gewichten zonder punt

Slide 8 - Slide

Leestekens: Komma
  • Tussen onderdelen van opsommingen, maar niet voor ‘en’
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor of na een aanspreking of een tussenwerpsel (John, hier ben ik!) (We kunnen gaan, Mieke)
  • Voor en na een bijstelling
  • (in lange zinnen) voor een voegwoord, waarmee je de bijzin begint

Slide 9 - Slide

Leestekens: Puntkomma
Puntkomma
  • Tussen zinnen die sterk met elkaar samenhangen: Het regent heel hard; ik ga niet naar school.
  • Tussen delen van opsommingen, zeker als het om zinnen gaat.
 rede maar dan volgen er eerst nog aanhalingstekens

Slide 10 - Slide

Leestekens: Dubbele punt
Dubbele punt
  • Om een opsomming aan te kondigen;
  • Om een directe rede aan te kondigen;
  • Om een verklaring aan te kondigen;
Let op: na een dubbele punt volgt geen hoofdletter, behalve bij de directe. rede maar dan volgen er eerst nog aanhalingstekens

Slide 11 - Slide

Leestekens: aanhalingstekens
Aanhalingstekens
  • Bij een citaat   Jan zei: "Ik ben er even niet'.  / "Ik ben er even niet", zei Jan.
  • Bij een directe rede     Ze zei kwaad: 'Ik denk dat ik dan maar eens opstap!' 'Vergeet niet de deur goed achter je dicht te trekken', antwoordde hij. 
Let op: bij het weergeven van gedachten gebruik je geen aanhalingstekens
  • Om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis

Slide 12 - Slide

Leestekens: Betselteken (...)
Beletselteken (drie puntjes)
  • Aan het eind van de zin die niet af is; de puntjes suggereren iets
  • Om onvolledige citaten aan te duiden

Slide 13 - Slide

Opdrachten maken
- Reader blz. 187 
- opdracht 3-4-5-6
- Huiswerk: af t/m 6

- Via Nieuw Nederlands online kun je later weer andere oefeningen maken/proberen!

Slide 14 - Slide

De antwoorden
Antwoorden opdracht 3 - 4 - 5 - 6

Slide 15 - Slide

Opdracht 3 ( 1/2) antwoorden
a interrobang; geeft een uitroepende vraag aan
b ironieteken; geeft ironie (= lichte vorm van spot) aan
c obelisk; verwijst naar een voetnoot onderaan de pag. (als de asterisk al gebruikt is)
d guillemet; geeft citaten aan in Romaanse talen, Noors en Russisch
e lozenge; werd vroeger weleens gebruikt om spaties aan te geven bij woorden waar onduidelijk was of deze aan elkaar hoorden of niet


Slide 16 - Slide

Opdracht 4 antwoorden
1 Bij diarree voel je je meestal niet erg ziek; toch moet je wel oppassen voor uitdroging.
2 Als Marinka altijd zou komen trainen, zou ze zeker in Dames 1 kunnen spelen.
3 De rat wordt gerekend tot de knaagdieren; hetzelfde geldt voor de muis, de hamster en de cavia.


Slide 17 - Slide

Opdracht 4 antwoorden
4 Laten we vandaag maar naar het strand gaan: voor morgen wordt regen voorspeld.
5 Dat gymtenue van onze school trek ik niet aan, omdat ik het foeilelijk vind.
6 Veel jongeren die beschikken over een zeker zangtalent, zoeken hun geluk in programma’s als Holland’s Got Talent.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide