Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer. Dat heet ook wel 'citeren'. Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.
Je kunt iemands woorden ook weergeven in de indirecte rede.
Dan gebruik je geen aanhalingstekens:
- Hij zei dat we vanmiddag om vier uur teruggaan.
In de indirecte rede veranderen vaak het onderwerp en het gezegde, vergeleken met de originele zin:
- directe rede: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'
- indirecte rede: Vader zei dat hij de vuile borden wel even in de vaatwasser zou zetten.