Vandaag ga je de schriftelijke/digitale toets maken die hoort bij het boekje NOVA, hoofdstuk 4.
Dit cijfer telt samen met je verslag over elektriciteit.
Heel veel succes!!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets Elektriciteit
Vandaag ga je de schriftelijke/digitale toets maken die hoort bij het boekje NOVA, hoofdstuk 4.
Dit cijfer telt samen met je verslag over elektriciteit.
Heel veel succes!!
Slide 1 - Slide
Start toets
Deel II
ELEKTRICITEIT
Succes!
Slide 2 - Slide
Een batterij levert:
A
elektrische spanning
B
elektrische geleiding
C
elektrische isolatie
D
elektrische stroming
Slide 3 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Een dynamo is een spanningsbron.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
De eenheid van spanning is...
A
Volt
B
Ampere
Slide 5 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Een lampje brandt alleen in een open stroomkring.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Wat is het symbool voor een Schakelaar
A
Symbool 1
B
Symbool 2
C
Symbool 3
D
Symbool 4
Slide 7 - Quiz
Welk type batterij is dit?
A
Platte batterij
B
Staafbatterij
C
Knoopbatterij
D
Duobatterij
Slide 8 - Quiz
Batterij A levert 4.5 Volt Batterij B levert 3.0 Volt Batterij C levert 1.5 Volt Welke stroomsterkte is het grootst?
A
Batterij A
B
Batterij B
C
Batterij C
Slide 9 - Quiz
Fietsverlichting is aangesloten op een dynamo. In de afbeelding zie je twee manieren om het voorlicht en het achterlicht op de dynamo aan te sluiten.
Hoe heet de schakeling bij A?
A
Een serieschakeling
B
Een parallelschakeling
Slide 10 - Quiz
Op welke manier is fietsverlichting in werkelijkheid aangesloten op de dynamo, op manier A of op manier B?
A
Op manier A
B
Op manier B
Slide 11 - Quiz
Bij welke afbeelding is de batterij goed aangesloten?
A
A
B
B
C
C
Slide 12 - Quiz
Jeroen heeft een fietslampje van 3 V. Hij sluit het aan op een spanning van 12 V. Wat zal er gebeuren?
A
Het lampje zal doorbranden.
B
Het lampje zal fel branden.
C
Het lampje zal niet branden.
D
Het lampje zal zwak branden.
Slide 13 - Quiz
Sleep de materialen naar de juiste plek.
Isolator
Geleider
paper
hout
koper
ijzer
plastic
Slide 14 - Drag question
In de afbeelding zie je een schakelschema. Je wilt de stroom meten die door alle lampjes gaat. Op welke plek(ken) kun je de stroommeter daarvoor plaatsen?
A
Het is geen serieschakeling, en geen paralelschakeling. Het zal dus niet werken.
B
Het is een paralelschakeling. De stroom neemt dus niet dezelfde weg.
C
Het is een serie- en parallelschakeling. De stroom is niet overal gelijk.
D
Alle plekken zijn geschikt. Het is een serieschakeling. Alle stroom neemt dus dezelfde weg.
Slide 15 - Quiz
In welk schakelschema wordt de stroomsterkte door het lampje gemeten?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 16 - Quiz
Hoe groot is de stroomsterkte? Gebruik de onderste schaalverdeling.
A
0.35 A
B
0.7 A
C
3.5 A
D
7 A
Slide 17 - Quiz
Ampère (A)
A
Spanning
B
Stroomsterkte
Slide 18 - Quiz
Hoe groot is de spanning van een stopcontact?
A
6 V
B
110 V
C
220 V
D
230 V
Slide 19 - Quiz
Met de schakelaar wil Pieter de lamp aan- en uitdoen.
Heeft hij dan een goede schakeling gemaakt?
A
Ja, hij heeft een goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar sluit, gaat de lamp aan en uit,.
B
Ja, hij heeft een goede schakeling gemaakt.
Als hij de schakelaar opent, gaat de lamp aan en uit.
C
Nee, hij heeft geen goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar opent, gaat de lamp alleen uit,.
D
Nee, hij heeft geen goede schakeling gemaakt. Als hij de schakelaar sluit, gaat de lamp weliswaar uit, maar dat komt doordat hij dan kortsluiting maakt.
Slide 20 - Quiz
Volt (V)
A
Spanning
B
Stroomsterkte
Slide 21 - Quiz
Is deze stelling juist of onjuist? Op een wisselschakelaar zijn drie stroomdraden aangesloten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 22 - Quiz
Pieter maakt de schakeling, zie afbeelding.
De lamp is aan. Is de schakelaar in afbeelding open of gesloten?
A
De schakelaar is dicht.
B
De schakelaar is half open.
C
De schakelaar is open.
D
De schakelaar is half dicht.
Slide 23 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 24 - Quiz
Sommige stoffen geleiden elektriciteit slecht. Het zijn isolatoren. Welke twee stoffen zijn isolatoren?
A
Aluminium - Lood
B
Goud - Lood
C
Rubber - Glas
D
glas - kwik
Slide 25 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 26 - Quiz
De stroommeter van figuur 6 geeft een stroomsterkte aan van:
A
0,37 A.
B
0,43 A.
C
3,7 A.
D
43 A.
Slide 27 - Quiz
A
Spanningsbron (batterij)
B
Schakelaar
C
Lampje
D
Snoer
Slide 28 - Quiz
In de afbeelding zie je een schakeling met drie lampjes. Welke soort schakeling is dit?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 29 - Quiz
Welke opmerking is juist?
A
Kunststof en koper zijn allebei geleiders
B
Kunststof en koper zijn allebei isolatoren
C
Kunststof is een geleider en koper is een isolator
D
kunststof is een isolator en koper is een geleider
Slide 30 - Quiz
Welk symbool hoort er bij de hieronder genoemde schakelschema onderdelen?
Sleep het juiste symbool naar het juiste onderdeel.
lamp
schakelaar
regelbare spanningsbron
stroommeter
spanningsmeter
weerstand
Slide 31 - Drag question
In de afbeelding zie je de binnenkant van een stekker. Welke drie onderdelen moeten van isolerend materiaal gemaakt worden?
A
Onderdeel 2, 3 en 5
B
Onderdeel 1, 3 en 6
C
Onderdeel 4, 5 en 6
D
Onderdeel 1, 2 en 4
Slide 32 - Quiz
Het vermogen van een apparaat kun je uitrekenen met de formule:
A
vermogen = spanning + stroomsterkte
B
vermogen = spanning : stroomsterkte
C
vermogen = spanning × stroomsterkte
D
vermogen = spanning – stroomsterkte
Slide 33 - Quiz
De lampjes in de schakelingen zijn allemaal gelijk.
Bij welke schakeling horen de volgende eigenschappen?Sleep deze naar de juiste schakeling.
De stroomsterkte is altijd gelijk
Stroomsterkte verdeelt zich
Spanning over de alle lampjes is gelijk aan de spanning van de batterij.
Totale weerstand = R1 + R2 + R3
Spanning over het alle lampjes is gelijk aan 1/3 van spanning van de batterij.
Slide 34 - Drag question
Je hebt twee lampjes, een schakelaar, stroomdraden en één batterij.
Maak daarmee een schakelschema van een parallelschakeling waarin de lampjes altijd branden.
Sleep de onderdelen naar de juiste plek in het schakelschema
Slide 35 - Drag question
Sleep de lampjes die branden naar het goede schakelschema
6
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Aan of uit?
Slide 36 - Drag question
Maak een schakelschema waarbij je een lampje aansluit op een batterij.
Slide 37 - Drag question
Een stroomkring bestaat uit minstens drie onderdelen: een apparaat (bijvoorbeeld een lamp), snoeren en een spanningsbron (bijvoorbeeld een batterij).