23/24 4.3 Schakelingen 2kt

SCIENCE

Welkom!
Meld je aan bij lesson-up met je google account.
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SCIENCE

Welkom!
Meld je aan bij lesson-up met je google account.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?

  • Opstarten (5 min)
  • Terugblikken 4.1 en 4.2 (10 min)
  • Uitleg 4.3 (10 min)
  • Opdrachten 4.3 (15 min)
  • Afsluiten (10 min)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

De vorige lessen heb je geleerd:

  • Wat geleiders en isolatoren zijn.
  • Wat een gesloten stroomkring is.
  • Wat stroom is.
  • Hoe je ampère en milliampère in elkaar omrekent.
  • Wat een spanningsbron is.
  • Wat er gebeurt als je een apparaat op de verkeerde spanning aansluit.
  • Hoe je de totale spanning berekent als je met meer batterijen werkt.
  • Hoe je stroom en spanning meet.




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

4.1 Geleiders en isolatoren
Een geleider laat stroom wel door.
Een isolator laat stroom niet door.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is een geleider?
A
Een soort metaal
B
Stoffen waar een elektrische stroom doorheen kan lopen
C
Stoffen waar geen elektrische stroom doorheen kan lopen
D
Een apparaat dat stroom doorgeeft

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

4.1 Stroomkring
In een gesloten stroomkring loopt de stroom van + naar - . Als er geen stroom kan lopen is de stroomkring open.

De stroom geeft aan hoeveel lading er door de draad beweegt. Dit meet je in ampère (A)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Is deze stroomkring open of gesloten?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Stroomsterkte is
A
Hoeveel kracht elektrische stroom heeft.
B
Hoeveel lading er door de draad loopt.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Omreken stroomsterkte

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

452 mA=
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

4.2 Spanningsbronnen
Een spanningsbron zorg er voor dat de stroom gaat lopen. 
Het is de motor van de stroomkring. 
Elke spanningsbron heeft zijn eigen spanning.
Spanning meet je in volt (V).

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn:
  • Batterij
  • Accu
  • Stopcontact (altijd 230 V)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een spanningsbron?
A
Snoertjes
B
Batterij
C
Lampjes

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

4.2 Spanningsbronnen
Als je meerdere batterijen achter elkaar schakelt mag je de spanning optellen.

Gebruik je te weinig spanning, dan werkt je apparaat niet goed.

Gebruik je te veel spanning, dan gaat je apparaat stuk.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Hoe groot is de spanning die door deze batterijen geleverd wordt?(1,5 V per batterij)
A
0V
B
1,5V
C
3V
D
6V

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Spanningsmeter en stroommeter
  • Een stroommeter sluit je in serie aan. (plaatje b)
  • Een spanningsmeter sluit je parallel aan. (plaatje c)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Spanningsmeter en stroommeter
Bij het aflezen van een spannings- en stroommeter kijk je eerst waar de stekkertjes zijn aangesloten. Zo weet je welke getallenlijn je moet gebruiken.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Sleep de juiste grootheid naar de juiste eenheid.
Ampere
Volt
Spanning
Stroomsterkte

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Wat geeft de stroommeter aan?
A
4 A
B
4 V
C
0,4 A
D
0,4 I

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
3,3 A
B
0,33 A
C
0,033 A
D
0,33 V

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Lees de spanningsmeter af
A
13,5 V
B
27 V
C
2,7 V

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions


Hiernaast zie je een Ampèremeter. Lees de stroomsterkte af.
A
1,6 A
B
0,016 A
C
0,16 A
D
0,16 V

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

4.3 Schakelingen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan het eind van deze les:
  • Kan jij uitleggen wat een schakelschema is.
  • Kan jij de twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema's herkennen en tekenen.
  • Kan je het verschil uitleggen tussen een serie- en een parallelschakeling.
  • Kan jij bepalen hoe groot de stroomsterkte is in een schakeling.




Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Een schakelschema

Een schakelschema is een schematische tekening van hoe de elektrische onderdelen in een apparaat zijn aangesloten.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Symbolen in een schakeling
Om een schakeling te tekenen gebruiken we de volgende symbolen. Deze moet je kennen voor de toets.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Een schakelschema is ... ?
A
Een tekening van een schakeling
B
Een tekening van een schakeling, waarin onderdelen zijn vervangen door symbolen
C
Bestaat uit een lamp, een draad een batterij en een schakelaar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
schakelaar
B
lamp
C
amperemeter
D
batterij

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het juiste symbool voor een motor?
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het symbool van een LED
A
B
C
D

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Serieschakeling
Er is maar een stroomkring en dus maar een route van de plus naar de min van de batterij. 




Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Parallelschakeling
Er zijn meerdere stroomkringen en vertakkingen. Je kan op meerdere manieren van de plus naar de min van de batterij komen.


Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Parallelschakeling
De stroomsterkte verdeelt zich. 
(In het voorbeeld wordt de totale stroom van 0,3 A verdeeld over drie lampjes, dus per lampje 0,1 A)

Als een lampje uit gaat blijven de andere lampjes branden.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Serieschakeling
Stroomsterkte is overal het zelfde. (0,1 A in het voorbeeld)

Als een lampje uit gaat gaan alle lampjes uit.



Slide 37 - Slide

This item has no instructions

De stroom in een serie-schakeling ...
A
Is overal gelijk
B
Verdeelt zich

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Het schakelschema hiernaast toont een schakeling waarbij alle lampjes branden. Welke lampje gaat uit als je lampje 4 losdraait?
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 5

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Welk schakelschema klopt?
A
B
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Hiernaast is een schakeling weergegeven, deze bestaat uit een batterij, een schakelaar en drie lampjes. Wat is het juiste bijbehorende schakelschema?
A
B
C
D

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions


Je ziet een schakelschema
met een batterij, drie lampjes
en een schakelaar.

Welk lampje brandt?
A
alleen lampje 1
B
alleen lampje 2 en 3
C
alledrie de lampjes
D
geen enkel lampje

Slide 42 - Quiz

Prima vraag. Misschien hier nog een lastiger inzichtsversie van maken met een gemengde schakeling?
Wat weet je over de stroomsterkte in een serie schakeling
A
Deze is overal gelijk
B
Deze wordt verdeeld over de componenten

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt met de stroomsterkte als het aantal lampjes (in serie) toeneemt?
A
Die wordt groter
B
Die wordt kleiner
C
Die blijft gelijk
D
Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

4 lampen zijn parallel aan elkaar geschakeld. De stroomsterkte zijn: 1 A, 2 A, 3 A en 4 A
Wat is de totale stroomsterkte?
A
24,0 A
B
0,10 A
C
10,0 A
D
4,0A

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Nu zelf aan de slag
Maak de opdrachten van 4.3 in uit nova.
magister → leermiddelen → nova → hoofdstuk 4 → 4.3

Lees de plusstof zelfstandig door om opdracht 13, 14 en 15 te maken.

LET OP!
Sluit LessonUp nog niet af aan het eind van de les moet je nog een aantal vragen invullen.

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Les afsluiten
Hoe gaat het nu? 
Geef in de volgende dia's aan hoe goed je de stof begrijpt

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Ik kan uitleggen wat een schakelschema is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

This item has no instructions

Ik kan de twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema's herkennen en tekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll

This item has no instructions

Ik kan het verschil uitleggen tussen een serie- en een parallelschakeling.
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

This item has no instructions

Ik kan bepalen hoe groot de stroomsterkte is in een schakeling.
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll

This item has no instructions