-Kauwen: vergroot oppervlakte voedsel, handig voor enzymen
-Amylase: enzym dat koolhydraten verteert
Slide 10 - Slide
Mondholte naar slokdarm
-De vertering van voedsel begint in de mondholte
-Met je gebit kauw je het voedsel tot kleinere deeltjes
-Strotklep en huig komen hier weer terug
-Het volgende onderdeel is de slokdarm
Slide 11 - Slide
Maag
Naar de maag -Vanaf slokdarm naar de maag -Peristaltische bewegingen
-Kringspieren / lengtespieren
In de maag -Maagsapklier - maakt maaksap
-Maagsap - bevat zoutzuur, doodt bacteriën
-Protease - verteert eiwitten
Slide 12 - Slide
Twaalfvingerige darm
Druk station! Lever maakt gal --> opslag in galblaas --> gal splitst vet in een aantal kleine stukjes: hit neet emulgeren.
Alvleesklier: voegt alvleessap toe Alvleessap: bevat lipase, amylase, protease Lipase: verteert vet Amylase: verteert koolhydraten Protease: verteert eiwitten
Slide 13 - Slide
Dunne en dikke darm
Dunne darm -Lipase, amylase en protease doen hier hun werk nog een tijdje -Verteerde voedingsstoffen zijn vanaf hier op te nemen in het bloed
Dikke darm -Heel veel opname van vocht en verteerde voedingsstoffen in het bloed
Slide 14 - Slide
Darmwand
Van groot naar klein Darmwand - darmplooi - darmvlokken en darmsapklieren - microvlokken
Opname van vocht en voedingsstoffen in het bloed noemen we 'resorptie'.
Slide 15 - Slide
Exit-Vragen
1. Welke voedingsstoffen moet je verteren? 2. Hoe werken enzymen? 3. Wat is de functie van het gebit? 4. Wat is de opdracht?
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Leerdoelencheck
1.) De organen van het verteringsstelsel kunnen herkennen in verschillende afbeeldingen
2.) De organen en hun functie begrijpen
3.) Het verschil weten tussen verteringsklier en verteringssap
4.) Kunnen uitleggen wat enzymen doen en hoe ze dat doen
5.) Kunnen uitleggen welke voedingsstof waar wordt verteerd
Slide 18 - Slide
Als je het hebt over de leerdoelen van de slide hierboven: Hoeveel denk je dat je er nu kent/kunt?
Slide 19 - Poll
Als je het hebt over de leerdoelen van de slide hierboven: Hoeveel denk je dat je er nu kent/kunt?
Slide 20 - Poll
Exit-vraag
Stel: je bent een rode bloedcel en je bevind je in de haarvaten van de darm en je moet naar de kransslagader. Welke onderdelen (hart en bloedvaten) kom je allemaal tegen? Noem de kortste route en gebruik de juiste volgorde.
Slide 21 - Slide
Exit-vraag
Stel: je bent een rode bloedcel en je bevind je in de haarvaten van de darm en je moet naar de kransslagader. Welke onderdelen (hart en bloedvaten) kom je allemaal tegen? Noem de kortste route en gebruik de juiste volgorde.