Par. 2.1 kenmerken Rijn en Maas

WELKOM!
Leerwerkboek + schrift op tafel
Tas op de grond
Mobiel niet zichtbaar, tenzij je hem kwijt wilt :)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELKOM!
Leerwerkboek + schrift op tafel
Tas op de grond
Mobiel niet zichtbaar, tenzij je hem kwijt wilt :)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen par. 1.3 (10 minuten)
  • Nakijken par. 1.1 t/m 1.3 (15 minuten)
  • Bespreken par. 2.1 (ong. 15 minuten)
  • Werken aan planning /afronden nakijken (15 minuten)

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de kenmerken van de stroomgebieden van de Rijn en de Maas beschrijven.
  • Je kunt de verdeling van de waterafvoer van de Rijn beschrijven.
  • Je kunt op een kaart het stroomgebied, de waterscheiding en het stroomstelsel herkennen en aanwijzen.

Slide 3 - Slide

Grootste toevoer van zoet water komt van...?
A
Neerslag
B
Maas
C
Rijn
D
Schelde

Slide 4 - Quiz

In welk seizoen zal door klimaatverandering een tekort aan zoet water kunnen ontstaan?
A
Winter
B
Zomer
C
Lente
D
Herfst

Slide 5 - Quiz

Waarom moet het waterpeil van het IJsselmeer voor de zomer verhoogt worden?

Slide 6 - Open question

Noem een maatregel die er voor zorgt dat we zuiniger met water omgaan

Slide 7 - Open question

De zoetwatervoorraad moet vergroot worden. Welke strategie uit de drietrapsstrategie past hierbij?
A
Bergen
B
Retentie
C
Afvoeren

Slide 8 - Quiz

Gebruik GB55 kaart 41C123.
Leg uit hoe stuwen/dammen zorgen voor een grotere zoetwatervoorraad van het IJsselmeer.

Slide 9 - Open question

Vragen
Vragen?

Slide 10 - Slide

Zelf nakijken HW 
Zelfstandig, dus in stilte.
Oranje = je mag hulp van docent inschakelen als je er zelf niet uitkomt / iets niet begrijpt!

§1: 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 11
§2: 2, 3, 4, 9, 10, 11 
§3: 2, 4, 5, 7, 8, 9



timer
15:00

Slide 11 - Slide

Stroomgebied = het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijrivieren
Waterscheiding = de grens tussen twee stroomgebieden. Een berg of een heuvelrug bijvoorbeeld. 
Stroomstelsel = een rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied
Een aantal basisbegrippen

Slide 12 - Slide

Enkele kenmerken Rijn & Maas
Rijn heeft de grootste afvoer. Logisch: groter stroomgebied.

Rijn is een gemengde rivier (smeltwater en regen) en de Maas een regenrivier (regen).

Slide 13 - Slide

1.Reliëf

2. Stroomsnelheid

3. Processen

4. Sediment

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Veel

Weinig
Overgang hoog naar laag


Laag
Sedimentatie
Fijn zand, klei
Erosie in de breedte
Hoog
verticale 
erosie
stenen
hoog/laag
Erosie/sedimentatie in evenwicht
Grof zand, grind

Slide 14 - Drag question

Bovenloop: hoge stroomsnelheid, groot verschil in reliëf, veel erosie, vervoer van grove sedimenten zoals stenen
Middenloop: minder reliëf, afnemende stroomsnelheid, evenwicht tussen erosie en sedimentatie, grof zand en grind
Benedenloop: weinig reliëf, sedimentatie, erosie in de breedte, fijn zand en klei, lage stroomsnelheid
Delta: stroomsnelheid zo goed als 0, sedimentatie van het fijnste materiaal

Slide 15 - Slide

De Rijn + Maas vanaf de grens
In de Neder-Rijn zijn 3 stuwen gebouwd. Dit zijn een soort dammen die de waterstanden kunnen regelen, zodat in ieder geval de IJssel voldoende water heeft. Daarnaast kunnen de stuwen dicht bij lage waterstanden - dit zorgt voor hogere waterstanden
De Waal is de belangrijkste verbinding tussen Rotterdam en Duitsland. Voor de scheepsvaart dus van belang dat er voldoende water stroomt.

Slide 16 - Slide

De Maas
Regenrivier --> verradelijk! Bij veel neerslag stijgt het waterpeil snel enkele meters.

Benedenloop in Nederland. 

Verschil in sedimentatie?

Hogere stroomsnelheid, grovere sedimenten
Julianakanaal voor scheepsvaart: dieper en geen meanders(!). Naam grensmaas: maast volgt hier zo goed als de grens met België.
Plassenmaas: vernoemd naar de kunstmatige plassen als gevolg van de grindwinning. Hier was grind nog een natuurlijke afzetting.
Noordelijke maas: oever en ondergrond bestaat uit zand en geen grind meer. Relatie stroomsnelheid?
Verder stroomafwaarts is de Maas bedijkt: bebouwing, meer inwoners.

Slide 17 - Slide

Tot slot...
De Maas en de Rijn (en uiteraard ook de andere rivieren) zijn vaak bedijkt door de mens. 
Maar: in de benedenloop worden rivieren breder, omdat water vanuit zijrivieren samenkomen.

Gevolg voor de waterstanden?

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Rond het nakijken af.
Maak van 2.1 opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Drag question

Ten noorden van Maastricht vormt de Maas de grens tussen Nederland en België. Dit gedeelte van de Maas wordt de Grensmaas genoemd. In dit deel van de Maas worden verschillende ingrepen gedaan zodat de rivier weer vrij kan meanderen. Waarom is het vanuit een economische invalshoek geen bezwaar dat dit deel van de Maas vrij meandert? Gebruik fig. 2.7 uit je boek.

Slide 21 - Open question

Twee stellingen:
1. De stuwen in de Neder-Rijn gaan open bij lage waterstanden.
2. Het sluiten van de stuwen in de Neder-Rijn zorgen voor een grotere zoetwatervoorraad in het IJsselmeer.
A
1. juist; 2 onjuist
B
1. onjuist; 2. juist
C
Beiden juist
D
Beiden onjuist

Slide 22 - Quiz

Tot vrijdag!

Slide 23 - Slide