-dat tekstdoelen en schrijfdoelen beiden hetzelfde zijn.
-welke regels en afspraken er zijn voor het schrijven en spellen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
In deze les ga je leren:
-dat tekstdoelen en schrijfdoelen beiden hetzelfde zijn.
-welke regels en afspraken er zijn voor het schrijven en spellen.
Slide 1 - Slide
Als een schrijver een tekst schrijft, heeft hij een doel. Welke tekstdoelen ken je nog? Schrijf er zo veel mogelijk op.
Slide 2 - Open question
Je krijgt uitleg over hoe iets in elkaar zit, werkt of gebruikt moet worden.
Slide 3 - Open question
Je wordt vermaakt.
Slide 4 - Open question
Je wordt met activerende woorden aangespoord iets te gaan kopen of te doen.
Slide 5 - Open question
Je komt iets nieuws te weten. Je krijgt alleen informatie, geen uitleg.
Slide 6 - Open question
Je wordt met argumenten overtuigd van iemands mening
Slide 7 - Open question
Waarom is het belangrijk om te weten welk schrijfdoel je hebt, voordat je gaat schrijven?
Slide 8 - Open question
Huiswerk bespreken
Pak je boek erbij op blz. 48 en je schrift met de antwoorden van opdracht 47. In de volgende dia's vul je je antwoord in.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Met welk schrijfdoel ga je deze tekst schrijven voor je vader?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Met welk schrijfdoel schrijf je deze tekst in de groepsapp?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Met welk schrijfdoel schrijf je het briefje, die je in de agenda plakt?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Met welk schrijfdoel schrijf je het grappige gedicht naar je oma?
Slide 17 - Open question
Samen lezen
De opdracht bij 48.1
Slide 18 - Slide
Schrijf hier jouw bericht aan Youri
Slide 19 - Open question
Welke regels heb je geleerd op de basisschool over spelling en schrijven?
Slide 20 - Open question
Opdracht
Je gaat een korte presentatie maken over de Afspraken en regels Schrijven. Deze regels vind je op blz. 312 in je boek. In jouw presentatie moeten regel 1, 2, 4 en 6 voorkomen. Je presentatie bevat per dia: de regel en een voorbeeld (zelf bedenken)