quiz ademhalen

Quiz Thema 1
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Quiz Thema 1

Slide 1 - Slide

Als je inademt neem je zuurstof op uit de lucht
A
waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

De neusholte is bekleed met een neusslijmvlies
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Neusademhaling is gezonder dan ademen door je mond.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Bij verbranding in je lichaam ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

Emily zegt:
Ingeademde lucht bevat meer koolstofdioxide dan uitgeademde lucht.

Joey zegt:
Er zit meer zuurstof in ingeademde lucht dan uitgeademde lucht

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
Emily: waar Joey: nietwaar
D
Emily: nietwaar Joey: waar

Slide 6 - Quiz

Waar of niet waar:
Bij verbranding ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar of niet waar:
Een mondademhaling is beter dan een neusademhaling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat moet er op plek 1?

A
Water
B
Zuurstof
C
Koolstofdioxide
D
Glucose

Slide 9 - Quiz

Wat is de functie van de trilharen in het neusslijmvlies?
A
Het tegenhouden van ziekteverwekkers
B
Het keuren van de lucht
C
Het verwarmen van de lucht
D
Het verplaatsen van slijm naar de keelholte

Slide 10 - Quiz

Waar of niet waar:
Voor verbranding is altijd een brandstof en zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Waar of niet waar:
Het strottenklepje sluit de neusholte af als je slikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Ingeademde lucht bevat veel __1__ en weinig __2__
A
1:Koolstofdioxide 2: Zuurstof
B
1: Zuurstof 2: Koolstofdioxide

Slide 13 - Quiz

Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof

Slide 14 - Quiz

Welk gas gaat er in de longen van het bloed naar de longblaasjes?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof

Slide 15 - Quiz

Huig
Haarvat
Longblaasje
Neusholte
Mondholte
Strottenklepje
Strottenhoofd
Luchtpijp
Long
Bronchie
Luchtpijptak

Slide 16 - Drag question

Welk van de volgende stoffen heb je het meest nodig als je inademt?
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Water

Slide 17 - Quiz

Welke stof is er meer aanwezig als je uitademt, in vergelijking met inademen?
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Water

Slide 18 - Quiz

Welke stof in uitgeademde lucht zorgt voor condens op de ramen?
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Water

Slide 19 - Quiz

Een onderdeel van het ademhalingsstelsel is...
A
De ogen
B
De luchtpijp
C
De maag
D
De nieren

Slide 20 - Quiz

Zuurstof is nodig voor
A
Vertering
B
Verbranding
C
Ademhaling

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist?
Bij uitademen ontspant het middenrif
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Bij COPD is/zijn de ..... kapot
A
Luchtpijp
B
Bronchiën
C
Longblaasjes

Slide 23 - Quiz

Nummer 11 is
A
de luchtpijp
B
de keelholte
C
de bronchiën
D
het strottenklepje

Slide 24 - Quiz

Nummer 10 is
A
de luchtpijp
B
de keelholte
C
de bronchiën
D
de huig

Slide 25 - Quiz

Juist of onjuist?
Roken is ongezond
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Het opnemen van zuurstof en   
het afgeven van koolstofdioxide
Het verversen van de lucht in de longen
Gaswisseling
Ademhaling

Slide 27 - Drag question

Zuurstof uit                                wordt
koolstofdioxide uit                             wordt
In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats
de lucht
het bloed
opgenomen in het bloed
afgegeven aan de lucht

Slide 28 - Drag question

je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 29 - Quiz

de luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 30 - Quiz

Stoffen in sigarettenrook
A
nicotine
B
nicotine, teer, koolstofmono-oxide
C
nicotine en teer
D
teer en koolstofmono-oxide

Slide 31 - Quiz

Wat zijn de risico's en gevolgen van roken?
A
longkanker
B
hartinfarct
C
blaasontsteking
D
AIDS

Slide 32 - Quiz

Wat is er nodig voor verbranding?
A
Glucose en water
B
Zuurstof en water
C
Glucose en zuurstof
D
Water en CO2

Slide 33 - Quiz

Wat gebeurd er bij een grotere inspanning?
A
Minder diep inademen en hart klopt rustiger
B
Dieper inademen en hart klopt sneller
C
Minder diep inademen en hart klopt sneller
D
Dieper inademen en hart klopt rustiger

Slide 34 - Quiz

Welke gassen wisselen uit in de longblaasjes en de haarvaten hier omheen?
A
Zuurstof en glucose
B
Zuurstof en koolstofdioxide
C
Koolstofdioxide en glucose
D
Water en koolstofdioxide

Slide 35 - Quiz

Wat doen trilharen?
A
Houden grote stofdeeltjes tegen
B
Keuren de binnenstromende lucht goed
C
Verplaatsen slijm met stofdeeltjes
D
Maken het strotklepje schoon

Slide 36 - Quiz

Wat doet het strotklepje?
A
Sluit de neusholte af
B
Sluit de mondholte af
C
Sluit de luchtpijp af
D
Sluit de bronchiën af

Slide 37 - Quiz

Is het bloed dat naar je longblaasjes stroomt zuurstofrijk of zuurstofarm?
A
Zuurstofrijk
B
Zuurstofarm

Slide 38 - Quiz

Waardoor wordt het borstvolume groter bij het inademen met de borstademhaling?
A
Omdat het middenrif aanspant
B
Omdat de ribben zich aanspannen
C
Omdat de longen lucht opnemen
D
Omdat de tussenribspieren zich aanspannen

Slide 39 - Quiz

Wanneer is de kans op smog groter?
A
Als er veel wind staat
B
Als er veel zon is
C
Als er weinig zon is
D
Als er weinig wind is

Slide 40 - Quiz

Wat is het gevolg van teer in je longen?
A
Longen sterven af
B
Trilhaartjes beschadigen
C
Huig en strotklepje beschadigen
D
Kraakbeenringen beschadigen

Slide 41 - Quiz