This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Verbranding en ademhaling
HERHALING
Basisstof 1 t/m 4
Slide 1 - Slide
Hoe noem je de lucht die in je longen achterblijft na een maximale uitademing?
A
vitalecapaciteit
B
ademfrequentie
C
ademvolume
D
restvolume
Slide 2 - Quiz
Leren voor het proefwerk Hoeveel liter hoef je niet te weten
Longvolume=vitalecapaciteit+restvolume en leer ook
A
vitalecapaciteit (wat je MAXimaal uitademt nadat je MAXimaal hebt ingeademd
B
ademfrequentie
Het aantal keren dat je inademt per minuut
C
ademvolume
Hoeveel liter lucht je per ademhaling inademt
D
restvolume
Hoeveelheid lucht die in je longen achterblijft na een maximale uitademing
Slide 3 - Quiz
Basisstof 1
Slide 4 - Slide
Noteer in je schrift het reactieschema bij de verbranding van cellen
Slide 5 - Open question
Welke verbrandingsproducten komen vrij bij de verbranding in de lichaamscellen? Zet daaronder een streep
Slide 6 - Open question
Wat is de brandstof voor de cellen van ons lichaam? Zet daar - - - - - onder
Slide 7 - Open question
1: Helder kalkwater = water met opgelost kalk
2: Koolstofdioxide reageert met helder kalkwater: het water wordt troebel
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar
2: nietwaar
D
1: nietwaar
2: waar
Slide 8 - Quiz
Wat is een indicator (geef GEEN voorbeeld)
Slide 9 - Open question
Kalkwater is een indicator voor koolstofdioxide
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Basisstof 2
Slide 11 - Slide
Als je uitademt tegen een koude ruit, ontstaat er ...1...
Uitgeademde lucht bevat meer ...2... dan ingeademde lucht
A
1. warmte
2. condens
B
1. condens
2. waterdamp
C
1. waterdamp
2. condens
D
1. condens
2. zuurstof
Slide 12 - Quiz
In ingeademde lucht zit zuurstof. Na de ademhaling in-en-uit is alle zuurstof verbruikt. Er zit geen zuurstof in uitgeademde lucht.
A
waar
B
nietwaar
C
dat ligt aan hoe diep je inademt
D
dat ligt aan bijv. of je sport of niet
Slide 13 - Quiz
Wat is waar
A
dit is een diagram van ingeademde lucht
B
dit is een diagram van uitgeademde lucht
C
dit is geen diagram van in- of uitgeademde lucht
D
'ik krijg het Spaans benauwd'
Slide 14 - Quiz
Hoeveel zuurstof zit er in: a) ingeademde lucht b) uitgeademde lucht
Slide 15 - Open question
Hoe komt het dat de hoeveelheid in de in- en uitgeademde lucht verschilt met elkaar?
Slide 16 - Open question
Basisstof 3
Slide 17 - Slide
wat is de huig?
A
1
B
2
Slide 18 - Quiz
Wat zit dicht als je slikt?
Slide 19 - Open question
Wat is de taak van het neusslijmvlies en de bloedvaatjes samen?
A
warm maken van binnenstromende lucht
B
vochtig maken van binnenstromende lucht
C
stofdeeltjes tegenhouden
D
A B C zijn goed
Slide 20 - Quiz
Wat is juist?
A
1: neusholte
B : luchtpijp
B
1: mondholte
A: slokdarm
C
1: neusholte
B: slokdarm
D
1: mondholte
A: luchtpijp
Slide 21 - Quiz
Wat zie je hier?
A
open huig
B
voedsel in de slokdarm
C
open strotklepje
D
voedsel in de luchtpijp
Slide 22 - Quiz
Leg uit waarom het beter is om door je neus adem te halen. (in plaats van door je mond) Gebruik je in antwoord in ieder geval de onderdelen: neusharen, slijmcellen, trilhaartjes.
Slide 23 - Open question
Basisstof 4
Slide 24 - Slide
nr. 1 en nr. 3 rijk betekent veel arm betekent weinig
A
1: kooldioxide rijk bloed
3: zuurstofrijke lucht
B
1: zuurstofrijke lucht
3: zuurstofarm bloed
C
1: zuurstofarm bloed
3:koolstofdioxide rijke lucht
D
1: zuurstofrijk bloed
3: zuurstofarme lucht
Slide 25 - Quiz
bloed vanaf de cellen, zuurstof arm
bloed naar de cellen, zuurstofrijk
ingeademde lucht, zuurstofrijk
uitgeademde lucht, met veel koolstofdioxide
Slide 26 - Drag question
bloed vanaf de cellen, zuurstof arm
bloed naar de cellen, zuurstofrijk
ingeademde lucht, zuurstofrijk
bloed vanaf de cellen met veel koolstofdioxide
bloed naar de cellen met weinig koolstofdioxide
Slide 27 - Drag question
nr. 1 en nr. 3 rijk is veel arm is weinig
A
1: kooldioxide rijk bloed
3: zuurstofrijke lucht
B
1: zuurstofrijke lucht
3: zuurstofarm bloed
C
1: zuurstofarm bloed
3:koolstofdioxide rijke lucht
D
1: zuurstofrijk bloed
3: zuurstofarme lucht
Slide 28 - Quiz
nr. 2 en nr. 4 rijk = veel arm = weinig
A
2: kooldioxiderijk bloed
4: zuurstofrijke lucht
B
2: zuurstofrijke lucht
4: zuurstofarm bloed
C
2: zuurstofarm bloed
4:koolstofdioxide rijke lucht
D
2: zuurstofrijk bloed
4: zuurstofarme lucht
Slide 29 - Quiz
bloed vanaf de cellen, zuurstof arm
bloed naar de cellen, zuurstofrijk
uitgeademde lucht, met veel koolstofdioxide
bloed vanaf de cellen met veel koolstofdioxide
bloed naar de cellen met weinig koolstofdioxide
Slide 30 - Drag question
Lucht die wordt uitgeademd: Hoeveel % zuurstof / koolstofdioxide