What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H2.3 verwijswoorden
H2.3 verwijswoorden
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H2.3 verwijswoorden
Slide 1 - Slide
0
Slide 2 - Video
Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst is genoemd. Dit kan zijn:
Een woord
Een groepje woorden
Een zin
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden samengevat
Verwijswoord
Verwijst naar
Voorbeeld
hij, deze, die
de-woorden
De
agent
ging naar het ziekenhuis en
hij
overleefde het ongeluk.
het, dit, dat
het-woorden
Het
boek
dat
ik heb gepakt, ligt daar.
zij, ze, deze, die
woorden in mv
Hebben jullie
deze
lekkere
toetjes
al geproefd?
het, dit, dat
hele/deel van een zin
Sommige mensen eten snoep
.
Dit
vind ik gek.
hier, daar, er
een plaats
In de kerstvakantie ga ik naar
Belgie
.
Daar
ben ik al vaker geweest.
Zij / hij / hem / haar
Mannen of vrouwen
Anne
pakt
haar
jas /
Mike
praat door mevrouw Eggens heen.
Hij
moet daarom een uur nablijven.
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 5 - Slide
timer
1:00
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 6 - Drag question
Verwijswoord
signaalwoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 7 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 8 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 9 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 10 - Drag question
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
dit
die
deze
dat
het-woorden
Slide 11 - Drag question
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
die
dit
deze
dat
de-woorden
Slide 12 - Drag question
hebben
een ticket
voor
verdiend.
gaan
dus
naar
de Olympische spelen.
te stellen
hopen
hoge eisen
aan het team.
verwijswoord
verwijswoord
verwijswoord
Zij
Daar
ze
De Nederlandse voetballers
Rio de Janerio
Slide 13 - Drag question
VERWIJSWOORDEN
SIGNAALWOORDEN
Omdat
Hoewel
Die
zij
Slide 14 - Drag question
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 15 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 16 - Drag question
Welke verwijswoorden ken je nu?
het-woorden
het, zijn
dat, dit
de-woorden
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 17 - Slide
Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 18 - Slide
Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.
Slide 19 - Quiz
DEZE, DIE, DIT, DAT
Dit zijn
verwijswoorden
.
Ezelsbruggetje:
dez
E
en di
E
gebruik je bij d
E
-woorden.
di
T
en da
T
gebruik je bij he
T
-woorden.
Slide 20 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 21 - Slide
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'vogel'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 22 - Quiz
Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.
Slide 23 - Quiz
Een verwijswoord kan verwijzen naar:
A
één woord
B
een paar woorden
C
antwoord A, B en D zijn goed
D
een hele zin
Slide 24 - Quiz
Welk woord kan ook een verwijswoord zijn?
A
Peter
B
mooi
C
want
D
hiervan
Slide 25 - Quiz
Kies het goede verwijswoord!
... klasgenootje heeft gespijbeld.
A
Deze
B
Dit
Slide 26 - Quiz
Welk verwijswoord?
De stoel.
A
dit en dat
B
die en deze
Slide 27 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 28 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit
Slide 29 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je voor 'auto'?
A
dat, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
deze, die
Slide 30 - Quiz
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 31 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 32 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 33 - Drag question
De docente legde de les uit en
de docente registreerde de absente leerlingen.
Slide 34 - Open question
More lessons like this
2BK Verwijswoorden
November 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Verwijswoorden
7 days ago
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Verwijswoorden
1 day ago
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Verwijswoorden
September 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Ma 28 november verwijswoorden
18 days ago
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Ma 28 november verwijswoorden
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden
October 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden
16 days ago
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2