What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden
Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.
Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.
Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.
Slide 1 - Slide
Doel:
In deze les leer je de regels voor het gebruik van verwijswoorden.
In deze les leer je wat de veel voorkomende verwijswoorden zijn.
Slide 2 - Slide
Verwijswoorden
De verwijswoorden dat, die en wat hebben we in de vorige paragraaf behandeld. Maar er zijn meer verwijswoorden.
De verwijswoorden waarmee, waaronder en waardoor verwijzen naar dingen.
Met wie, aan wie, door wie verwijzen naar personen.
Slide 3 - Slide
Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 4 - Slide
Verwijswoorden vervangen woorden die eerder zijn genoemd.
Je kunt verschillende verwijswoorden tegenkomen of gebruiken.
Er zijn nog 4 andere verwijswoorden.
die - deze - dat - dit
Slide 5 - Slide
Lastige verwijswoorden
Er zijn ook een paar lastige verwijswoorden:
dat of wat;
waar + voorzetsel
voorzetsel + wie
hen of hun;
Slide 6 - Slide
Hoe ziet de les er vandaag uit?
Onderwerp van deze les: verwijswoorden.
Uitleg verwijswoorden.
Zelf werken: oefeningen maken.
Zelf nakijken en afsluiting.
Slide 7 - Slide
Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 8 - Slide
timer
1:00
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 9 - Drag question
Verwijswoord
signaalwoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 10 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 11 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
Slide 12 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.
________ zegt:
‘Zo moet je
________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 13 - Drag question
Welke verwijswoorden gebruik je bij de-woorden?
die
dit
deze
dat
de-woorden
Slide 14 - Drag question
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
dit
die
deze
dat
het-woorden
Slide 15 - Drag question
hebben
een ticket
voor
verdiend.
gaan
dus
naar
de Olympische spelen.
te stellen
hopen
hoge eisen
aan het team.
verwijswoord
verwijswoord
verwijswoord
Zij
Daar
ze
De Nederlandse voetballers
Rio de Janerio
Slide 16 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 17 - Drag question
Verwijswoorden
Geen verwijswoorden
ze
kijkt
rond
hij
mompelt
kleur
Slide 18 - Drag question
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 19 - Drag question
Signaalwoord
Verwijswoord
echter
bovendien
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 20 - Drag question
VERWIJSWOORDEN
SIGNAALWOORDEN
Omdat
Hoewel
Die
zij
Slide 21 - Drag question
Signaalwoord
Verwijswoord
omdat
dus
hoewel
en
hij
zij
die
dat
Slide 22 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,
________ vindt
________ niet erg.
deze
die
dat
hij
zij
het
ze
Slide 23 - Drag question
Welke verwijswoorden ken je nu?
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 24 - Slide
Verwijswoorden samengevat
Kies het juiste verwijswoord:
mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze
Slide 25 - Slide
More lessons like this
2BK Verwijswoorden
November 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
2024_04_09 3.3. EJDFS
May 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Verwijswoorden
June 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Ma 28 november verwijswoorden
1 day ago
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden
October 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Ma 28 november verwijswoorden
November 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Verwijswoorden
March 2024
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
Verwijswoorden
February 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2