Signaalwoorden

Signaalwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Verbanden
Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen, tekstdelen en alinea's. Er zijn verschillende verbanden en daar horen verschillende signaalwoorden bij. 

Je leert de teksten beter te begrijpen


Slide 2 - Slide

Verschillende signaalwoorden
  • Opsomming: eerst - dan - vervolgens/ ten eerste - ten tweede
  • Reden/argument: want, daarom, omdat
  • Oorzaak-gevolg: daardoor, doordat
  • Tegenstelling: maar, hoewel

Slide 3 - Slide

Voorbeeld
Fleur gaat niet naar school, omdat het regent. 

'Omdat' is een signaalwoord van reden. Het regent is dus de reden dat Fleur niet naar school gaat 

Slide 4 - Slide

Opsomming
Eerst zet je de borden op tafel. Dan leg je het bestek naast de borden. Zet vervolgens de servetten op de borden.

Slide 5 - Slide

Reden/argument
Maak snel de bestelling af, want die wordt zo opgehaald.

De sportschool verhuist naar een nieuw gebouw. Daarom zijn we komende week gesloten.

Slide 6 - Slide

Oorzaak-gevolg
Groene zeep is meestal niet geparfumeerd. Daardoor heeft deze zeep een typische, eigen geur.

Verschillende machines werken niet, doordat de stroom is uitgevallen.

Slide 7 - Slide

Tegenstelling
Zonneallergie is vervelend, maar niet ernstig.
  
Hoewel u me had gezegd dat het loon binnen een maand op mijn rekening zou staan, heb ik het nog steeds niet ontvangen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Wat is de functie van het signaalwoord 'maar'?

Ik wil graag naar de stad, maar ik heb geen tijd.
A
voorbeeld
B
volgorde
C
tegenstelling
D
voorwaarde

Slide 10 - Quiz

Wat is de functie van 'dus'
Ik wil een goed cijfer, dus ik ga hard leren
A
reden
B
verklaring
C
conclusie
D
opsomming

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van 'omdat'?
Ik heb een goed cijfer, omdat ik goed geleerd heb.

A
verklaring
B
reden
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 12 - Quiz

Wat is de functie van 'daardoor' ?
Het heeft gesneeuwd, daardoor rijden er geen treinen.
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tegenstelling
D
verklaring

Slide 13 - Quiz