V4_SK_pH berekening_Wk25_Les1_2324

1 / 26

Slide 1: Slide

ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma

Opening les
Controle boeken en huiswerk
Weektaak
Leerdoelen
Keuze momenten
Aan opdrachten werken
Afsluiten les

Slide 2 - Slide

Weektaak

- Maken opdracht 41 t/m 42 uit het boek (blz 178 en 179) of in de online omgeving

- Bestuderen Hoofdstuk 7.5 uit het boek (blz 180 t/m 182)

- Maken opdracht 45 t/m 50 uit het boek (blz 182&183) of in de online omgeving.

- Eventueel maken opdrachten over zuur-basereacties (stencil wordt uitgedeeld en is digitaal te vinden op Google Classroom)

Slide 3 - Slide

Vragen

Over:

- Opdrachten tot nu toe

- Herkennen van zuren of basen

- Zuur-base reacties

Geen vragen, dan aan extra materiaal op de ELO of oefentoets in boek

Slide 4 - Slide

Weektaak

- Maken opdracht 41 t/m 42 uit het boek (blz 178 en 179) of in de online omgeving

- Bestuderen Hoofdstuk 7.5 uit het boek (blz 180 t/m 182)

- Maken opdracht 45 t/m 50 uit het boek (blz 182&183) of in de online omgeving.

- Eventueel maken opdrachten over zuur-basereacties (stencil wordt uitgedeeld en is digitaal te vinden op Google Classroom)

Slide 5 - Slide

Leerdoelen

- Ik kan de pH berekenen van sterke zuren en sterke basen gebaseerd op bekende concentraties en andersom.

- Ik kan uitleggen wat het waterevenwicht is.

- Ik kan berekeningen uitvoeren aan verdunningen.

Slide 6 - Slide

pH-berekeningen

Sterk zuur:

Voorbeeld:

Stel je hebt een 0,1M zoutzuur-oplossing.

De pH = - log (0,1) = 1

Stel je hebt een zoutzuur-oplossing met pH 2.

De [H₃O⁺] = 10^-2 = 0,01 mol/L

p H \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ ​ ​}{​ ​} - lo g [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}]

[H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ ​ ​}{​ ​} 1 0^{​ - p H ​ ​}

Slide 7 - Slide

Er wordt 0,01 mol zoutzuur opgelost in 20 mL water. Wat is de pH?

pH = 0,3

pH = 0,5

pH = 13,7

pH = 3,0

Slide 8 - Quiz

pOH-berekeningen

Sterke base:

Voorbeeld:

Stel je hebt een 0,1M natronloog-oplossing.

De pOH = - log (0,1) = 1

Stel je hebt een natronloog-oplossing met pOH 2.

De [OH^-] = 10^-2 = 0,01 mol/L

p O H \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ ​ ​}{​ ​} - lo g [O H^{​ - ​ ​}]

[O H^{​ - ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ ​ ​}{​ ​} 1 0^{​ - p O H ​ ​}

Slide 9 - Slide

Er wordt 0,01 mol bariumhydroxide opgelost in 250 mL water. Wat is de pOH?

pOH = 0,08

pH = 1,1

pOH = 1,1

pH = 0,08

Slide 10 - Quiz

Waterevenwicht

Dit evenwicht ligt aan de kant van H₂O.

De concentratie van water is ongeveer 55 mol/l.

Nut: Basische oplossingen ook uitdrukken in pH en niet in pOH

2 \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 2 ​ ​} O \frac{​ ​ ​}{​ ​} (l) \frac{​ ​ ​}{​ ​} \to \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q) \frac{​ ​ ​}{​ ​} + O H^{​ - ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q)

Slide 11 - Slide

Waterevenwicht

De concentratie van water, [H2O]

1 liter

Dichtheid = 0,9982*10³ kg m^-3 = 0,9982*10³ gram/l

M (H₂O) = 18,016 gram/mol

n (H₂O) = m (H₂O) / M (H₂O)

n (H₂O) = 0,9983*10³ / 18,016 = 55,41 mol

c (H₂O) = n (H₂O) / Vopl = 55,41 / 1 = 55,41 mol/l

Slide 12 - Slide

Waterevenwicht

[H₃O⁺] in neutrale oplossing (pH = 7) : [H₃O⁺] = 10^-7

[OH^-] in neutrale oplossing (pOH = 7) : [OH^-] = 10^-7

Slide 13 - Slide

Waterevenwicht

Opdracht:

Stel de evenwichtsvoorwaarde op voor het waterevenwicht.

2 \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 2 ​ ​} O \frac{​ ​ ​}{​ ​} (l) \frac{​ ​ ​}{​ ​} \to \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q) \frac{​ ​ ​}{​ ​} + O H^{​ - ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q)

Slide 14 - Slide

Waterevenwicht

Opdracht:

Stel de evenwichtsvoorwaarde op voor het waterevenwicht.

2 \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 2 ​ ​} O \frac{​ ​ ​}{​ ​} (l) \frac{​ ​ ​}{​ ​} \to \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q) \frac{​ ​ ​}{​ ​} + O H^{​ - ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q)

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ [ H ^{​ 3 ​ ​} O ^{​ + ​ ​} ] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [ O H ^{​ - ​ ​} ] ​ ​}{​ [ H ^{​ 2 ​ ​} O ] ^{​ 2 ​ ​} ​}

Slide 15 - Slide

Waterevenwicht

[H₂O] = 55,4 mol/L

[H₃O⁺] = 0,0000001 mol/L

[OH^-] = 0,0000001 mol/L

Bij evenwichten mag je de concentratie van het oplosmiddel weglaten en dat is water.

2 \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 2 ​ ​} O \frac{​ ​ ​}{​ ​} (l) \frac{​ ​ ​}{​ ​} \to \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q) \frac{​ ​ ​}{​ ​} + O H^{​ - ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q)

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = \frac{​ [ H ^{​ 3 ​ ​} O ^{​ + ​ ​} ] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [ O H ^{​ - ​ ​} ] ​ ​}{​ [ H ^{​ 2 ​ ​} O ] ^{​ 2 ​ ​} ​}

Slide 16 - Slide

Waterevenwicht

[H₂O] = 55,4 mol/L

[H₃O⁺] = 0,0000001 mol/L

[OH^-] = 0,0000001 mol/L

Bij evenwichten mag je de concentratie van het oplosmiddel weglaten en dat is water.

2 \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 2 ​ ​} O \frac{​ ​ ​}{​ ​} (l) \frac{​ ​ ​}{​ ​} \to \frac{​ ​ ​}{​ ​} H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q) \frac{​ ​ ​}{​ ​} + O H^{​ - ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} (a q)

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [O H^{​ - ​ ​}]

Slide 17 - Slide

Waterevenwicht

[H₂O] = 55,4 mol/L

[H₃O⁺] = 0,0000001 mol/L

[OH^-] = 0,0000001 mol/L

Opdracht: Bereken K_wen pK_w

De pK_w is de -log van K_w

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [O H^{​ - ​ ​}]

Slide 18 - Slide

Waterevenwicht

[H₂O] = 55,4 mol/L

[H₃O⁺] = 0,0000001 mol/L

[OH^-] = 0,0000001 mol/L

Opdracht: Bereken K_w= 10^-14 en pK_w = 14

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [O H^{​ - ​ ​}]

Slide 19 - Slide

Waterevenwicht

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [O H^{​ - ​ ​}]

Slide 20 - Slide

Waterevenwicht

Dus als de pH 7 is,

dan is de pOH 7.

Dus als de pH 8 is,

dan is de pOH 6.

Kortom: pH = 14,0 - pOH

K^{​ w ​ ​} \frac{​ ​ ​}{​ ​} = [H^{​ 3 ​ ​} O^{​ + ​ ​}] \frac{​ ​ ​}{​ ​} \cdot \frac{​ ​ ​}{​ ​} [O H^{​ - ​ ​}]

Slide 21 - Slide

Er wordt 0,01 mol bariumhydroxide opgelost in 250 mL water. Wat is de pH?

pOH = 12,9

pH = 1,1

pOH = 1,1

pH = 12,9

Slide 22 - Quiz

Weektaak

- Maken opdracht 41 t/m 42 uit het boek (blz 178 en 179) of in de online omgeving

- Bestuderen Hoofdstuk 7.5 uit het boek (blz 180 t/m 182)

- Maken opdracht 45 t/m 50 uit het boek (blz 182&183) of in de online omgeving.

- Eventueel maken opdrachten over zuur-basereacties (stencil wordt uitgedeeld en is digitaal te vinden op Google Classroom)

Slide 23 - Slide

Afsluiting - Leerdoelen

- Ik kan de pH berekenen van sterke zuren en sterke basen gebaseerd op bekende concentraties en andersom.

- Ik kan uitleggen wat het waterevenwicht is.

- Ik kan berekeningen uitvoeren aan verdunningen.

Slide 24 - Slide

Een kaliloog oplossing bevat 0,25 mol hydroxide-ionen in 125 mL water. Wat is de pH?

pOH = -0.30

pH = -0.30

pOH = 0.30

pH = 0.30

Slide 25 - Quiz

Afsluiting - Leerdoelen

- Ik kan de pH berekenen van sterke zuren en sterke basen gebaseerd op bekende concentraties en andersom.

- Ik kan uitleggen wat het waterevenwicht is.

- Ik kan berekeningen uitvoeren aan verdunningen.

Slide 26 - Slide

V4_SK_pH berekening_Wk25_Les1_2324

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

More lessons like this

H5_SK_H6.5_Week38_Les2

V5_SK_Herhalen_Week 37_Les1

V4_SK_Verdunningen_Wk24_Les2

7.5 pH berekeningen

H7.1 les 2 pH van zure en basische oplossingen

5V_herhalen H7_pH zwakke zuren en basen_2223

H7.5 les 9 pH zwakke zuren en basen

pH, pOH en molariteit les 2