Afsluiting

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Lesopzet

K: Presentatie > Afsluiting blz 112

Z: Afsluiting maken. (blz. 112, 113 & 114)

Z: Klaar? Verder met je studiewijzer. 

Romeinen

Afsluiting

Vorige keer...

• Je kunt de volgende aanduidingen van tijd gebruiken:
  jaren, eeuwen, tijdvakken en periodes.
• Je kunt gebeurtenissen ordenen met een tijdbalk. 
  
  

Deze keer...

• Je hebt geoefend voor de toets. 

Wie mocht er stemmen in Athene?

1. Een slaaf
2. Een vrije man
3. Een vrouw
4. Een kind

Wat is de naam van deze god?

Hij was de god van...

1. De wijsheid
2. De onderwereld
3. Het huwelijk
4. Almelo's voetbal

De godin van het huwelijk is

1. Zeus
2. Poseidon
3. Hera
4. Athene

Zoeken naar verklaringen en bewijzen door dingen te onderzoeken =

1. Mythen
2. Cultuur
3. Burgerschap
4. Wetenschap

Waarom konden Romeinen lang de baas blijven?

1. Ze hadden een goed beroepsleger
2. Overwonnen volken werden bondgenoten
3. Ze brachten kip mee als lekkernij
4. Ze kochten opstandige volken om

Met welke stad voerde Rome vaak oorlog?

1. Parijs
2. Athene
3. Carthago
4. Caïro

Julius Caesar was de eerste keizer van het Romeinse rijk

1. Waar
2. Niet waar

Wat is de goede volgorde?

1. Keizerrijk - Rijke Families - Julius Caesar
2. Julius Caesar - Rijke Families - Keizerrijk
3. Rijke Families - Julius Caesar - Keizerrijk
4. Keizerrijk - Julius Caesar - Rijke families

Wie behoorde tot de hoogste sociale laag in Rome?

1. Boer met veel grond
2. Boeren op zoek naar werk in de stad
3. Slaaf van een hoge officier
4. Pottenbakker

Wie behoorde tot de laagste sociale laag in Rome?

1. Boer met veel grond
2. Boeren op zoek naar werk in de stad
3. Slaaf van een hoge officier
4. Pottenbakker

Wat namen de Romeinen NIET over van de Grieken?

1. Beeldhouwkunst
2. Bouwkunst
3. Goden
4. Gladiatorenspelen

Wat zijn de overeenkomst tussen het Jodendom en Christendom?

1. Jezus is de zoon van god
2. Er is maar één god
3. Lezen in heilige boeken
4. De keizer mag je niet vereren

Welk jaartal hoor bij:
8e eeuw na Christus

1. 831 n. C.
2. 831 v. C.
3. 712 v. C.
4. 712 n.C.

Wanneer was de 3e eeuw n. C.

1. 301 - 400 n. C.
2. 200-299 n. C.
3. 201 - 300 n. C.
4. 301 - 400 v. C.

Kies het beste antwoord:
"Ze geloven in meerdere goden"

1. Grieken
2. Romeinen
3. Beiden
4. Geen van beiden

Kies het beste antwoord:
"Gladiatoren vochten voor vermaak"

1. Grieken
2. Romeinen
3. Beiden
4. Geen van beiden

Waardoor kon het Christendom zich makkelijk verspreiden?

Welke periode hoort bij het jaartal 3000 v.C. - 500 n.C.

1. Prehistorie
2. Oudheid
3. Vroegmoderne tijd
4. Middeleeuwen

Deze keer...

• Je hebt geoefend voor de toets. 

Lesopzet

K: Presentatie > Afsluiting

Z: Afsluiting maken. (blz. 112, 113, 114)

Z: Klaar? Verder met je studiewijzer.