les 1 h1 kiezen

Lesbrief Crisis
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesbrief Crisis

Slide 1 - Slide

H1 Kiezen
In ons leven valt er elke dag heel veel te kiezen. Ga je wel of niet je huiswerk maken, werk je 2 of 3 keer per week, heb je trek in een tosti of broodje bapao. 




In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de afwegingen die je maakt bij verschillende keuzes
Het vak economie buigt zich ook over die (economische) keuzes die gemaakt worden door huishoudens, bedrijven, overheden.
Maar eerst: robots!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welk beroep zie jij verdwijnen de komende 20 jaar? En welk beroep zal er ontstaan, wat nu nog niet bestaat?

Slide 4 - Open question

Robotisering
De meeste grote veranderingen gaan geleidelijk, mondjesmaat, met babystapjes. Zo ook ons arbeidsproces, manier van werken; die verandert door de eeuwen heen.


Anno 1930 was je boer, kruidenier of mijnwerker. Er werden goederen gemaakt. Met de handen gewerkt.
Anno 2021 ben je advocaat, bankier of verpleger. Er worden diensten geleverd. Vaak (deels) digitaal. 

Slide 5 - Slide

De oorzaak van deze verschuiving in sectoren zie je in dit plaatje: de industriële revoluties door de eeuwen heen hebben een deel van het arbeidsproces geautomatiseerd (denk aan landbouwmachines, lopende band in fabrieken) waardoor we meer tijd hebben voor andere zaken (lees; onderwijs, onderzoek, en zo technologische vooruitgang

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

De 4e industriële revolutie vat zich filosofisch het beste samen als:
A
internet en techniek
B
globalisering en handel
C
verbinding en toegankelijkheid
D
robotisering en computers

Slide 9 - Quiz

Ruim 13 jaar geleden ging het mis in Amerika
Zoals nu corona al maanden het wereldnieuws domineert, was toentertijd de financiële crisis het gesprek van de dag. Banken vielen om, mensen raakten hun geld, pensioen of baan kwijt.  
Niet alleen de financiële markten kregen er van langs; ook de "reële" economie leed enorm onder alle gevolgen. 

Slide 10 - Slide

De financiële kredietcrisis 2008-2011
  • in Amerika ontstonden grote (betalings-)problemen op de huizenmarkt--> hypotheken werden niet terug betaald
  • het vertrouwen in het financiële stelsel daar klapte ineen
  •  het wantrouwen trok de wereld over; banken 'vielen om' (gingen failliet), overheidsfinanciën kwamen in het dieprood
  • beurzen kelderden omlaag, vertrouwen van de consument en daarna ook de bestedingen flink onderuit.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

In  slechte tijden neemt door een dalend consumentenvertrouwen
de bestedingen af; minder productie nodig; hogere werkloosheid enz.

Slide 13 - Slide

Oorzaak- gevolg van een crisis
Consumentenvertrouwen 
Bestedingen
Productie
Werkloosheid
Uitkeringen 
Premiedruk werkenden 
Overheidstekort
Van boven naar beneden: welke invloed heeft het een op het ander?
?

Slide 14 - Slide

Oorzaak- gevolg: welke klopt?
A
dalend consumentenvertrouwen, lagere productie, lagere werkloosheid
B
dalend consumentenvertrouwen, lagere bestedingen, minder productie, lagere werkloosheid
C
dalend consumentenvertrouwen, lagere bestedingen, minder productie, hogere werkloosheid
D
dalend consumentenvertrouwen, lagere bestedingen, meer productie, hogere werkloosheid

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Waardoor betaalde Griekenland tijdens de eurocrisis zo'n opvallend hoge rente op zijn staatsobligaties?
A
het land heeft een zwakke economie
B
het land had gesjoemeld met de administratie
C
grieken betalen weinig belastingen
D
de investeerders vonden het risico te groot

Slide 17 - Quiz

Wat was het nut van het Europese noodfonds?
A
als zekerheid voor de Europese landen, om hun begrotingstekort aan te vullen
B
als garantie voor de beleggers, dat hun geïnvesteerde geld sowieso terug kwam
C
om de rente op staatsobligaties te laten stijgen
D
als symbool aan de wereld dat de Europese Unie sterk, rijk en machtig is

Slide 18 - Quiz

Het Griekse BBP is deels afhankelijk van het buitenland. Hoe zit dat?
A
als de wereldeconomie aantrekt verkopen de Grieken meer olijfolie
B
ze ontvangen veel subsidies van de EU
C
hun BBP bestaat voor een groot deel uit toerisme inkomsten
D
alles wat ze produceren wordt geëxporteerd

Slide 19 - Quiz

Maken opg 1.1 t/m 1.9
timer
15:00

Slide 20 - Slide