6V Globalisering - Steden

Stedelijke gebieden in de VS
Globalisering
1 / 30
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Stedelijke gebieden in de VS
Globalisering

Slide 1 - Slide



Een ander woord voor wereldstad is
Een stad waarin allle stedelijke functies vertegenwoordigd zijn en die een belangrijke functie vervult voor een uitgestrekt gebied of land
A
Metropool
B
Megalopolis
C
Mainport
D
Global city

Slide 2 - Quiz

Waar in de VS wonen de meeste aanhangers van Trump?
A
Oostkust
B
Westkust
C
Binnenland
D
Beide kusten

Slide 3 - Quiz

Welke Amerikaanse stad is de motor van de Amerikanisering?
A
New York
B
Chicago
C
Washington
D
Los Angeles

Slide 4 - Quiz

Autostad
A
Los Angeles
B
Washington
C
New York

Slide 5 - Quiz

Meest aantrekkelijk voor hoogwaardige dienstverlening
A
Los Angeles
B
Washington
C
New York

Slide 6 - Quiz

Welk centrum hoort bij een Europese stad?
Europees
Niet - Europees
CBD in Centrum
CBD buiten centrum
centrum met oude gebouwen
Centrum met moderne gebouwen

Slide 7 - Drag question

Deze stad heeft gezien de global shift het meest gunstige toekomstperspectief
A
Los Angeles
B
Miami
C
New York
D
Washington

Slide 8 - Quiz

Ligt niet aan zee
A
Los Angeles
B
Washington
C
New York

Slide 9 - Quiz

Welke 3 delen heeft een Amerikaanse stad?
A
CDB, Centrale stad, Ring van suburbs
B
Gemeente, Centrale stad, Ring van suburbs
C
Gemeente en wijken, Centrale stad, Ring van suburbs.
D
CBD, Centrale stad, Ring van suburbs

Slide 10 - Quiz

Wat is een verschil tussen een suburb en een edge city?
A
een suburb kent meer verloedering
B
suburbs kennen veel forensisme
C
in de suburb wordt meer gewerkt
D
suburbs zijn etnisch gemengde wijken

Slide 11 - Quiz

In Nederland bestaat wel segregatie, maar zijn weinig getto´s, zoals wel in de VS en Frankrijk. Geef daarvoor een reden.
A
In Nederland wonen veel mensen uit voormalige koloniën.
B
In Nederland zijn de getto´s na de Tweede Wereldoorlog gesloopt.
C
In Nederland zijn er in veel wijken ook sociale huurwoningen.
D
In Nederland is de woningmarkt vrijer, met minder regels.

Slide 12 - Quiz

In welke ring van de stad wonen de meeste Afro -Amerikanen?
A
CBD
B
Downtown
C
Centrale stad
D
Suburb

Slide 13 - Quiz

Welke vorm van segregatie vindt er plaats in Amerikaanse steden
A
Naar inkomen
B
Naar etniciteit
C
Naar inkomen en naar etniciteit
D
Geen van allen

Slide 14 - Quiz

Welke groep migranten wordt ook wel de 'modelminority' genoemd?
A
Anglo-Amerikanen
B
Afro-Amerikanen
C
Aziaten
D
Hispanics

Slide 15 - Quiz

Verpaupering
Restauratie
Renovatie
Gentrificatie
Sanering

Slide 16 - Drag question

Op welke manier profiteren winkeliers van gentrification?
A
Toename van stedelingen betekent nieuwe klanten
B
zij kunnen (meer) duurdere producten verkopen
C
Toename van stedelingen betekent meer personeel

Slide 17 - Quiz

In welke grote stad in de V.S. zou verval zoals in Detroit, St. Louis en Milwaukee kunnen optreden?
A
New York
B
Washington
C
Los Angeles
D
Geen van deze steden

Slide 18 - Quiz

In welke stad is het percentage zwarte bevolking het grootst?
A
Los Angeles
B
New York
C
Washington
D
Houston

Slide 19 - Quiz

Waarom is de urbanisatiegraad in de VS lager dan in landen als IJsland en Australië?
A
De VS zijn minder ontwikkeld
B
In de VS is landbouw beter mogelijk
C
De VS is meer gesuburbaniseerd
D
In de VS is veel immigratie

Slide 20 - Quiz

In welke richting verschuift het economisch en demografisch zwaartepunt in de VS?
A
naar het noordoosten
B
naar het noordwesten
C
naar het zuidoosten
D
naar het zuidwesten

Slide 21 - Quiz

Hoe hoger de verstedelijkingsgraad, hoe ... de verstedelijkingstempo.
A
Hoger
B
Lager
C
Kan je niks over zeggen

Slide 22 - Quiz

waar zou het verstedelijkingstempo het hoogste zijn?
A
westerse landen
B
niet westerse landen

Slide 23 - Quiz

Een piramide bevolkingsmodel hoort bij fase ..... van het demografisch transitiemodel
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4

Slide 24 - Quiz

De kenmerken van fase 3 van het demografisch transitiemodel zijn:
A
Hoog geboortecijfer en hoog sterftecijfer
B
Laag geboortecijfer en hoog sterftecijfer
C
Dalend geboortecijfer en een laag sterftecijfer
D
Hoog geboortecijfer en een laag sterftecijfer

Slide 25 - Quiz

Wat daalt als eerste in het demografisch transitiemodel?
A
Sterftecijfer
B
Geboortecijfer
C
Totale bevolking
D
Ze stijgen alleen maar

Slide 26 - Quiz

2 beweringen:
1. In het demografisch transitiemodel
gaat het om de sociale bevolkingsgroei
2. Landen als Brazilië zitten aan het einde van fase 3 van het demografisch transitiemodel
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 27 - Quiz

Duitsland zit in fase ... van het demografisch transitiemodel
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 28 - Quiz

Wat gaat er gebeuren met de demografische druk in Afrika?
A
Dat neemt toe
B
Dat neemt af
C
Blijft het zelfde

Slide 29 - Quiz

De hogere demografische druk in de krimpgebieden is te verklaren door
A
vergrijzing en ontgroening
B
vergrijzing
C
ontgroening

Slide 30 - Quiz