Hoofdletters en leestekens 2H

Hoofdletters en leestekens
2HC
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdletters en leestekens
2HC

Slide 1 - Slide

Planning
- Lezen (10 minuten)
- Wat weet je nog?
- Herhaling theorie hoofdletters en leestekens
- Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters?

Slide 4 - Open question

Leestekens

Slide 5 - Mind map

Hoofdletters
Aan het begin van een zin​ 
Hij gaat morgen naar de dierentuin. ​ 
Bij namen​ 
De docent kijkt de toets van Myrthe na. ​ 
Bij woorden die van namen zijn afgeleid​ 
Wij eten graag Parmezaanse kaas.
​ 
Let op: géén hoofdletter bij dagen, maanden, seizoenen en windstreken​.
Dus: Wij gaan elk jaar in februari op vakantie. 

Slide 6 - Slide

Hoofdletters

Als een windrichting deel uitmaakt van een geografische naam, krijgt deze wel een hoofdletter: Arnhem-Zuid,  maar ook Centraal-Afrika​ 

Als een specifiek economisch, geografisch of politiek gebied bedoeld wordt, krijgt deze ook een hoofdletter: het Westen (West-Europa en Noord-Amerika samen)

Slide 7 - Slide

Namen met tussenvoegsels
Hoe zat het ook alweer met het verschil tussen:

Mevrouw De Vries

&

Marian de Vries

Slide 8 - Slide

Komma
Tussen twee persoonsvormen: Als ik naar de winkel ga, moet ik eerst altijd langs de bank. ​ 
Tussen de delen van een opsomming: Ik ben gek op Disneyfilms, zoals Frozen, The Lion King, Peter Pan en Assepoester.​ 
Na een naam of een uitroep aan het begin van een zin: Jasper, ruim je je kamer op?​ 
Voor een naam of een uitroep aan het eind van een zin: Ruim je kamer op, Jasper!​ 
Voor voegwoorden: Ik ben ziek, maar ik ga toch naar school

Slide 9 - Slide

Aanhalingstekens
Voor of na een citaat: ‘Jasper, ruim je je kamer op?’ riep moeder. ​ 
Als de vraag aan het eind van het citaat staat, krijg je geen punt meer aan het eind van de zin, kijk maar:​ 
Moeder riep: ‘Jasper, ruim je je kamer op?’​ 
​ 
Hetzelfde geldt voor een zin met een uitroepteken.

Slide 10 - Slide

Aanhalingstekens
Als je een zin in twee delen citeert, ziet dat er als volgt uit:​ 
‘Jasper,’ riep moeder, ‘ruim je je kamer op?’​ 

Als de komma niet bij het citaat hoort, komt deze achter het aanhalingsteken te staan:​ 
‘Ik denk’, aarzelde Fred, ‘dat ik vandaag thuisblijf.’

Slide 11 - Slide

Dubbele punt
Voor een toelichting of aankondiging (van bijvoorbeeld een opsomming of een citaat)

De leraar zei: 'Je moet je huiswerk goed bijhouden.'

Slide 12 - Slide

Mag ik nog een Spa Rood?

Het hoofdlettergebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Het merk Nike is erg in de mode, vooral in het Westen.

Het hoofdlettergebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

'Mevrouw,' riep Jos ', u bent uw tas vergeten!'

Het gebruik van aanhalingstekens in deze zin is

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Ik heb jarenlang kunnen, genieten van spaghetti.


Het kommagebruik in deze zin is
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link