Les Frans 17 mei 2021

Aujourd'hui, le 17 mai
- Aan het eind van de les heb ik het bezittelijk voornaamwoord in het Frans geleerd
- Aan het eind van de les kan ik antwoord geven op vragen over school
- Aan het eind van de les heb ik het werkwoord être (zijn) geoefend
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aujourd'hui, le 17 mai
- Aan het eind van de les heb ik het bezittelijk voornaamwoord in het Frans geleerd
- Aan het eind van de les kan ik antwoord geven op vragen over school
- Aan het eind van de les heb ik het werkwoord être (zijn) geoefend

Slide 1 - Slide

- Aan het eind van de les heb ik het bezittelijk voornaamwoord geleerd in het Frans.

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
ik, jij, hij, zij, etc.
B
in, op, achter, voor, etc.
C
mijn, jouw, haar, zijn, etc.
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Quiz

mijn = mon / ma / mes
mon cousin (= mijn neef)
ma chambre (= mijn kamer)
mes posters (= mijn posters)
Wat zou het verschil zijn?

Slide 3 - Open question

mijn
jouw
zijn / haar
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses

Slide 4 - Drag question

(mijn) frère
A
mon frère
B
ma frère
C
mes frère

Slide 5 - Quiz

(mijn) mère
A
mon mère
B
ma mère
C
mes mère

Slide 6 - Quiz

(jouw) grands-parents
A
ton grands-parents
B
ta grands-parents
C
tes grands-parents

Slide 7 - Quiz

(zijn) soeur
A
son soeur
B
sa soeur
C
ses soeur

Slide 8 - Quiz

(zijn) soeurs
A
son soeurs
B
sa soeurs
C
ses soeurs

Slide 9 - Quiz

Let op!
Als het zelfstandige naamwoord begint met een klinker (a,e,o,i,u,h)
Dan staat er altijd mon, ton, son voor!
(het mannelijke bezittelijkvoornaamwoord)

Slide 10 - Slide

(mijn) amie
(= mijn vriendin)
A
mon amie
B
ma amie
C
mes amie

Slide 11 - Quiz

(jouw) ordinateur
A
ton ordinateur
B
ta ordinateur
C
tes ordinateur

Slide 12 - Quiz

Bron H
Maken:
opdracht 30abcde, 31ab(d) en 32

Klaar?
Werkwoord être oefenen op verbuga.eu

Slide 13 - Slide

Welke vakken ken je in het Frans?

Slide 14 - Mind map

Vertel dat het half 10 is.
A
Il est dix heures et demie
B
Il est dix heures et quart
C
Il est dix heures moins le quart
D
Il est neuf heures et demie

Slide 15 - Quiz

Het is half 12.

Slide 16 - Open question

Vertel dat je in de brugklas zit.

Slide 17 - Open question

Vertel dat je op woensdag Frans en Engels hebt

Slide 18 - Open question

Geef antwoord op de vraag in het Frans: Tu aimes la géographie?

Slide 19 - Open question

Geef antwoord op de vraag in het Frans: Qui est ton prof de dessin?

Slide 20 - Open question