4.3 Kan het sneller en beter?

• Economie
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

4.3 Kan het sneller en beter?  klas 2c.  9 maart 

NU

OVER 10 JAAR

4.3 Kan het sneller en beter? 

Technologische ontwikkelingen

• nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen

smart farming

robots in de zorg

Vraag 36

Blz 106

Vraag 38

Blz 107

4.3 Kan het sneller en beter? 

Aanleg Birma Railroad (1942)

Aanleg Betuwelijn (2005)

• Mechanisatie
  
• machines nemen het zware werk van mensen over

4.3 Kan het sneller en beter? 

Typemachine

Laptop

• Automatisering
  
• computers en computerprogramma's sturen de productie aan

Vraag 40

Blz 107

Vraag 41

Blz 107

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 2)

Deze les leer je:

• wat arbeidsproductiviteit is
• wat afschrijvingen zijn en hoe je deze berekent

4.3 Kan het sneller en beter? 

Arbeidsproductiviteit

• de hoeveelheid producten die een werknemer in een bepaalde tijd kan maken
• hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager de productiekosten

Rekenvaardigheden 4.3

4.3 Kan het sneller en beter?

NU

OVER 10 JAAR

• € 30.000
  

• € 300
  

• De bus is in 10 jaar tijd (30.000 - 300 =) € 29.700 minder waard geworden
  
• Afschrijving per jaar = 
• (aanschafprijs - restwaarde) : aantal gebruiksjaren

Afschrijving=

de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed

Mini quiz

Chrisje koopt een laptop van € 900,-. De laptop gaat 6 jaar mee. Wat is de afschrijving per jaar?

Slawek koopt voor €28.500 een nieuwe bedrijfswagen. De auto gaat 6 jaar mee. Bereken de afschrijving per jaar.

28500 : 6 jaar = 4750 Euro per jaar

Wat is innovatie?

1. technologische ontwikkeling
2. uitvindingen doen
3. het toepassen van uitvindingen
4. investeringen van bedrijven

Wat is een afschrijving?

1. waardevermeerdering
2. boekwaarde
3. restwaarde
4. waardevermindering

Hoe bereken je de winst ook alweer?

1. Winst = Opbrengsten + Kosten
2. Winst = Opbrengsten
3. Winst = Opbrengsten/Kosten
4. Winst = Opbrengsten - Kosten

Noem een voorbeeld van een technologische ontwikkeling.

huiswerk

Je maakt de opdrachten 35, 37, 39, 40, 41, 42 t/m 49 behorend bij paragraaf 4.3 

Klaar dan maak je opg. 15, 16 en 20 op blz. 125