4.3 Kan het sneller en beter?

4.3 Kan het sneller en beter? 
NU
OVER 10 JAAR
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.3 Kan het sneller en beter? 
NU
OVER 10 JAAR

Slide 1 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 1)
Technologische ontwikkelingen
  • nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen

Slide 2 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 1)
Aanleg Birma Railroad (1942)
Aanleg Betuwelijn (2005)
  • Mechanisatie
  • machines nemen het zware werk van mensen over

Slide 3 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 1)
Typemachine
Laptop
  • Automatisering
  • computers en computerprogramma's sturen de productie aan

Slide 4 - Slide

Mechanisatie of automatisering?

Slide 5 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 2)
Deze les leer je:
  • wat arbeidsproductiviteit is
  • wat afschrijvingen zijn en hoe je deze berekend

Slide 6 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 2)
Arbeidsproductiviteit
  • de hoeveelheid producten die een werknemer in een bepaalde tijd kan maken
  • hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager de productiekosten

Slide 7 - Slide

Rekenvaardigheden 4.3

Slide 8 - Slide

4.3 Kan het sneller en beter? (deel 2)
NU
OVER 10 JAAR
  • € 30.000
  • € 0
  • De waarde van de bus daalt elk jaar met (afschrijving)
  • €30.000 : 10 = €3.000. 
  • Hoeveel is de bus nog waard na 3 jaar?
  • 30.000 - (3x€3000) = €21.000
Afschrijving=
de jaarlijkse waardevermindering van een kapitaalgoed

Slide 9 - Slide

Willem koopt een laptop van € 900,-. De laptop gaat 6 jaar mee. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 10 - Open question

Tim koopt voor €28.500 een nieuwe bedrijfswagen. De auto gaat 6 jaar mee. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 11 - Open question

Wat is innovatie?
A
technologische ontwikkeling
B
uitvindingen doen
C
het toepassen van uitvindingen
D
investeringen van bedrijven

Slide 12 - Quiz

Wat is een afschrijving?
A
waardevermeerdering
B
boekwaarde
C
restwaarde
D
waardevermindering

Slide 13 - Quiz

Hoe bereken je de winst ook alweer?
A
Winst = Opbrengsten + Kosten
B
Winst = Opbrengsten
C
Winst = Opbrengsten/Kosten
D
Winst = Opbrengsten - Kosten

Slide 14 - Quiz

Noem een voorbeeld van een technologische ontwikkeling.

Slide 15 - Open question

Noem 3 productiefactoren (herhaling 4.1). De eerste letters van de woorden zijn: K A N

Slide 16 - Open question

Aan de slag!
Maken voor de volgende les: 
Opdrachten 36 t/m 48
Blz. 106-109

Volgende les ook controle van je gemaakte werk H4!

Slide 17 - Slide