1HV Blok 4 Grammatica 1 - Meewerkend voorwerp

Grammatica Blok 4
Meewerkend voorwerp

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica Blok 4
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Les en doelen
  • We gaan de theorie herhalen over het  meewerkend voorwerp en hiermee oefenen.
  • Aan het eind van de les kun je een meewerkend voorwerp herkennen en benoemen in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat weet jij nog over
een meewerkend voorwerp?

Slide 3 - Mind map

De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te zoeken, is...
A
aan/voor wie + gezegde + onderwerp?
B
Wie/wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
C
Wie/wat + gezegde + onderwerp?
D
aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 4 - Quiz

De basiszin voor een zin met een meewerkend voorwerp bestaat uit ...
A
één deel
B
twee delen
C
drie delen
D
vier delen

Slide 5 - Quiz

Meewerkend voorwerp (MV)
Aan/voor wie + wwg + ow + lv?

Let op: aan/voor kun je weglaten/toevoegen.
Om de zin goed te laten lopen, moet je soms het lv en mv verwisselen van plek.

Slide 6 - Slide

Herschrijf de zin met 'aan' erbij.
Davey showt zijn vriend zijn nieuwe schoenen.

Slide 7 - Open question

Herschrijf de zin en laat 'aan' weg.
De instructeur overhandigt het zwemdiploma aan Yasmine.

Slide 8 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?
De matrozen lieten de kapitein de haaien zien.
A
De matrozen
B
lieten zien
C
de kapitein
D
de haaien

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
De kapitein stuurde de kustwacht een alarmerend bericht.
A
De kapitein
B
stuurde
C
de kustwacht
D
een alarmerend bericht

Slide 10 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Een medewerker mailde een journalist het nieuws over de haaien.
A
Een medewerker
B
mailde
C
een journalist
D
het nieuws over de haaien

Slide 11 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
De journalist stelde aan zijn cameraman snel een paar vragen.
A
de journalist
B
aan zijn cameraman
C
snel
D
een paar vragen

Slide 12 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
De cameraman gaf zijn kinderen voor zijn vertrek snel een kus.
A
De cameraman
B
zijn kinderen
C
voor zijn vertrek
D
een kus

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Aan de persdienst verzond de cameraman zijn mooiste beelden.
A
Aan de persdienst
B
verzond
C
de cameraman
D
zijn mooiste beelden

Slide 14 - Quiz

Wat snap je nog niet over
het meewerkend voorwerp?

Slide 15 - Mind map

Huiswerk
4.2 > A & B

Slide 16 - Slide