This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Nederlands 3.7 Grammatica
Slide 1 - Slide
De leraar overhandigde zijn leerling een certificaat na de wedstrijd. Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (mv) in deze zin te vinden?
Slide 2 - Open question
De leraar overhandigde zijn leerling een certificaat na de wedstrijd.
Wat is het meewerkend voorwerp (mv) in deze zin? Aan wie of voor wie overhandigde de leraar een certificaat?
A
De leraar
B
Overhandigde
C
Zijn leerling
D
Een certificaat
Slide 3 - Quiz
In welke twee zinnen staat een meewerkend voorwerp?
(Tip: aan/voor wie of wat + wg + o + lv)
A
Elke vrijdag koopt Sarah verse bloemen.
B
De directeur gaf aan alle medewerkers een cadeaubon.
C
Mijn vader leest vaak een spannend boek.
D
De serveerster bracht ons de menukaart.
Slide 4 - Quiz
Benoem van de volgende zin de persoonsvorm (pv).
De journalist schreef een interessant artikel. (Tip: maak een vraagzin)
A
De journalist
B
Schreef
C
Een
D
Interessant artikel
Slide 5 - Quiz
Benoem van de volgende zin het werkwoordelijke gezegde (wg).
De journalist schreef een interessant artikel. (Tip: alle werkwoorden in de zin)
A
De journalist
B
Schreef
C
Een artikel
D
Een interessant artikel
Slide 6 - Quiz
Benoem van de volgende zin het onderwerp (o).
De journalist schreef een interessant artikel. (Tip: wie schreef?)
A
De journalist
B
Schreef
C
Een artikel
D
Een interessant artikel
Slide 7 - Quiz
Benoem van de volgende zin het lijdend voorwerp (lv). Let op: niet elke zin heeft een lv of mv.
De journalist schreef een interessant artikel. (Tip: wat schreef de journalist)
A
De journalist
B
Schreef
C
Een artikel
D
Een interessant artikel
Slide 8 - Quiz
Benoem van de volgende zin het werkwoordelijk gezegde (wg).
De organisatie bood ons een unieke kans.
A
De organisatie
B
Bood
C
Ons
D
Een unieke kans
Slide 9 - Quiz
Benoem van de volgende zin het onderwerp (o)
De organisatie bood ons een unieke kans.
A
De organisatie
B
Bood
C
Ons
D
Een unieke kans
Slide 10 - Quiz
Benoem van de volgende zin het lijdend voorwerp (lv) Let op: niet elke zin heeft een lv of mv.
De organisatie bood ons een unieke kans.
A
De organisatie
B
Bood
C
Ons
D
Een unieke kans
Slide 11 - Quiz
Benoem van de volgende zin het meewerkend voorwerp (mv) Let op: niet elke zin heeft een lv of mv.
De organisatie bood ons een unieke kans.
A
De organisatie
B
Bood
C
Ons
D
Een unieke kans
Slide 12 - Quiz
Maak de volgende zin af. Het vervolg moet een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp bevatten.
De bibliotheekmedewerker leende gisteren...
Slide 13 - Open question
Benoem van de volgende zinnen de persoonsvorm (pv), werkwoordelijke gezegde (wg), onderwerp (o), lijdend voorwerp (lv) en het meewerkend voorwerp (mv). Let op: niet elke zin heeft een lv of een mv.
Het leven in de oceanen is de laatste tien jaar flink verminderd.
Slide 14 - Open question
Soms geven volwassen dieren ziektes door aan hun jongen. Benoem van de volgende zinnen de persoonsvorm (pv), werkwoordelijke gezegde (wg), onderwerp (o), lijdend voorwerp (lv) en het meewerkend voorwerp (mv). Let op: niet elke zin heeft een lv of een mv. Soms geven volwassen dieren ziektes door aan hun jongen.
Slide 15 - Open question
Soms geven volwassen dieren ziektes door aan hun jongen. Benoem van de volgende zinnen de persoonsvorm (pv), werkwoordelijke gezegde (wg), onderwerp (o), lijdend voorwerp (lv) en het meewerkend voorwerp (mv). Let op: niet elke zin heeft een lv of een mv. De presentator onthult ons de resultaten van het milieu- onderzoek.