HAVO2 Chapitre 2 voc et écrire

HAVO2 Chapitre 2
Vocabulaire et écrire
1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HAVO2 Chapitre 2
Vocabulaire et écrire

Slide 1 - Slide

Vocabulaire 
Kies het juiste antwoord.

Slide 2 - Slide

Les parents de Sam sont ____________ (gescheiden).
A
casse-pied
B
divorcés
C
beaux
D
actifs

Slide 3 - Quiz

Son lapin est ____________ (schattig)!
A
super
B
gentil
C
adorable
D
casse-pied

Slide 4 - Quiz

__________________ (de tweelingzus) de Laura s'appelle Sara.
A
le grand frère
B
la petite soeur
C
le frère jumeau
D
la soeur jumelle

Slide 5 - Quiz

C'est une ___________ fille.
A
petite
B
petit
C
adorable
D
adorable

Slide 6 - Quiz

Sa mère est ___________.
A
hollandais
B
hollandaise
C
hollandaises

Slide 7 - Quiz

Ils ont un __________ chien.
A
nouvelle
B
nouveau
C
nouvelles
D
nouveaux

Slide 8 - Quiz

C'est une ___________ maison.
A
vieu
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 9 - Quiz

Vocabulaire 
Vertaal het woord.

Slide 10 - Slide

_______ (het konijn) de Lucie s'appelle Panpan.

Slide 11 - Open question

J'adore ________ (het ijse) à la vanille.

Slide 12 - Open question

Tous les vendredis, je vais à _________ (het zwembad).

Slide 13 - Open question

Je veux voyager dans ___________ (de hele wereld).

Slide 14 - Open question

Vocabulaire
Vertaal de zinnen.

Slide 15 - Slide

Les téléphones sont interdits.

Slide 16 - Open question

J'ai une grande maison: il y a trois chambres, un jardin et un grenier.

Slide 17 - Open question

La vue sur les montagnes est belle.

Slide 18 - Open question

J'aime regarder la télé dans ma chambre.

Slide 19 - Open question

Ik heb een kleine broer.

Slide 20 - Open question

Mijn hond heet Brownie. Hij is schattig.

Slide 21 - Open question

Hoe heet zij?

Slide 22 - Open question

Hoe vind jij jouw slaapkamer?

Slide 23 - Open question

Er staat een bed in en een stoel.

Slide 24 - Open question

Écrire
Schrijf een tekst op. Gebruik de instructies om je te helpen.

Slide 25 - Slide

Zeg dat je een kleine broer hebt.

Slide 26 - Open question

Zeg dat hij Thomas heet.

Slide 27 - Open question

Zeg dat hij schattig is.

Slide 28 - Open question

Zeg dat je een hond hebt.

Slide 29 - Open question

Zeg dat hij Brownie heet en dat hij heel oud is.

Slide 30 - Open question

Zeg dat je een kleine slaapkamer hebt.

Slide 31 - Open question

Zeg waar je woont.

Slide 32 - Open question

Zeg dat je in een huis woont.

Slide 33 - Open question

Bravo ! Je bent klaar met oefenen. Welke cijfer zou je aan jezelf geven?

Slide 34 - Open question