Leestekens zijn o.a.: punten, vraagtekens en uitroeptekens, komma's.
KOMMA'S GEBRUIK JE:- In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar. - Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.
- Voor voegwoorden zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat.
– Ik wil graag naar Noorwegen op vakantie, omdat daar fjorden zijn.
- Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord en):
– Ik kocht nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.