- Het zelfstandig naamwoord is een dier, een ding of een mens. Je kan er de, het of een voorzetten
- Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
- Het werkwoord geeft aan wat er gebeurt in een zin.
- Een voorzetsel kan voor 'de kast' of 'de vakantie'
plaatsen.